Gezocht op:
trefwoord: ""
en categorie: "verkorting"

71 tot 80 van 335

1 | 11 | 21 | 31 | 41 | 51 | 61 | 71 | 81 | 91 | 101 | 111 | 121 | 131 | 141 | 151 | 161 | 171 | 181 | 191 | 201 | 211 | 221 | 231 | 241 | 251 | 261 | 271 | 281 | 291 | 301 | 311 | 321 | 331

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >

Index:



claxon
clerus
cliché
clichématig
cliënt
climax
clip 1
clip 2
clitoris
clochard

closet

close-up
clou
clown
club
cluster
coach
coachen
coalitie
cobra
coca


71.   closet zn. 'toilet'
categorie:
leenwoord, verkorting
Nnl. closet "bestekamer" [1847; Kramers].
Verkort uit Engels water-closet 'privaat met waterspoeling' [1755; OED], gevormd uit water, zie water, en closet 'privaat, kamertje, kast' < 'afgesloten kleine ruimte' [14e eeuw], verkleinwoord van clos 'omheinde ruimte' < Latijn clausum 'afgesloten ruimte', verl.deelw. van claudere '(af)sluiten', zie klooster. Zie ook wc.
Het Nederlands heeft, evenals Duits (Wasser)klosett en in afwijking van het Engelse voorbeeld, de Franse eindklemtoon, naar analogie van andere uit het Frans stammende woorden met het verkleinachtervoegsel -et, zoals ballet, banket, biljet.
Fries: kloset
72.   cola zn. (NN) 'zekere frisdrank'
categorie:
leenwoord, verkorting, merknaam, vormverschil België/Nederland
Nnl. cola 'uit vruchten van de plant kola getrokken opwekkend middel' [1930; Brandt/Haan], cola's (mv.) 'glazen frisdrank' [1952; WNT Aanv.], cola 'frisdrank' [1955; Reinsma 1975].
Ontleend aan Amerikaans-Engels cola 'zeker type frisdrank', het eerst als colas (mv.) [1920; OED], of zelfstandig in het Nederlands verkort uit Amerikaans-Engels Coca-Cola, een merknaam gedeponeerd in 1886. De naam geeft de oorspr. ingrediënten van de drank weer: cafeïne bevattende stroop van kolanoten (zie kola) en bladeren van de cocaplant, zie coca, die een spoortje cocaïne bevatten.
Coca-Cola is in 1914 al in Nederland geïntroduceerd, maar de aanvoer stokte als gevolg van de Eerste Wereldoorlog. De Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam waren een nieuwe impuls voor het merk, maar echt populair werd de drank pas na de Tweede Wereldoorlog. De verkorting tot cola kan in die tijd zijn ontstaan, doordat toen verschillende merken in omloop kwamen die alle cola als tweede lid hadden, zoals Pepsi-Cola (in het Amerikaans-Engels sedert 1903; OED). In het BN is de Franse verkorting coca, dan wel met Nederlands aanvangsaccent, gebruikelijker. In het Engels is de verkorting coke gebruikelijk.
Het eerste deel van de merknaam, coca, is gebleven, hoewel er nu geen cocaïne meer in de drank zit; dit deel van de naam is wettelijk beschermd.
kola zn. 'zekere boom en noot'. Nnl. kola 'uit West-Afrika afkomstige kolanoot en kolaboom' [19e eeuw; WNT]. Dit woord werd voor de spellinghervorming van 1996 ook wel met een c geschreven, vermoedelijk onder invloed van de Engelse spelling in coca cola óf van de Latijnse benamingen Cola nitida en Cola acuminata voor de kolabomen. Het woord is echter oorspr. niet afkomstig uit het Latijn, maar stamt van een inheems Afrikaans woord van onbekende herkomst. In het Temne (een taal in Sierra Leone) en het Yoruba (een Niger-Congo-taal) betekent kola 'noot'.
Literatuur: J. Daeleman (1980), 'Les étymologies africaines du FEW', in: Vox Romanica 39, 104-119; Reinsma 1975, 48
73.   combinatiewagen
categorie:
geleed woord, verkorting
Zie: combineren
74.   cross zn. 'wedren over niet-gebaande wegen'
categorie:
leenwoord, verkorting
Nnl. cross-country 'wedren te paard over niet-gebaande wegen' [1929; WNT Aanv.], 'wedren te voet, veldloop' [1941; Verschueren], cross 'cross-country te paard' [1940; WNT], 'wedren te voet, veldloop' [1959; WNT Aanv.], 'wedren per motor, veldrit' [1969; WNT Aanv.].
Cross is een verkorting uit cross-country < Engels cross-country 'id.', substantivering van het bn. in bijv. cross-country ride 'rit dwars door het veld' [1786; OED], van across (the) country 'dwars door het land', waarin across 'dwars, van de ene kant naar de andere' [ca. 1200; BDE] < Anglo-Frans an cros 'dwars', letterlijk 'in kruis(vorm)', zie in en zie kruis.
Oorspr. overgenomen als term uit de paardensport werd de term cross-country later ook, net als in het Engels, gebruikt bij andere sporten. In de atletiek, dus voor een cross-country te voet, is in het Nederlands echter de term veldloop gebruikelijker.
In het Engels bestaat de verkorting niet, alleen samenstellingen als Brits-Engels cyclocross 'wielercross', motocross 'motorcross'.
crossen ww. 'rijden in of als in een cross-country'. Nnl. crossen 'id.' [1962; WNT Aanv.], 'rijden als in een cross-country (losbandig rijden)' [1984; Dale]. Afleiding van het zn. cross.
75.   curriculum zn. 'levensloop; leerplan'
categorie:
leenwoord, leenbetekenis, verkorting
Nnl. in de verbinding curriculum vitae 'levensloop' [1899; Woordenschat], 'onderwijsprogramma' [1974; Meerten], curriculum = curriculum vitae 'levensloop' [1984; Dale].
In de betekenis 'levensloop, levensbeschrijving' ontleend aan Latijn curriculum (vitae) 'loop, gang (van het leven)', afleiding van het werkwoord currere 'lopen, rennen', zie coureur. In de betekenis 'leerplan, aanbod van lessen of colleges' ontleend aan Engels curriculum 'leerplan, opzet van de studie' [1633; BDE] < Latijn curriculum.
In Woordenschat 1899 komt ook nog de verbinding curriculum academicum 'academische loopbaan' voor, maar de gangbare combinatie is nu alleen curriculum vitae 'levensbeschrijving als bijlage voor een sollicitatie', met curriculum als verkorting, maar ook vaak afgekort tot cv.
76.   cyclamen zn. 'plantengeslacht uit de sleutelbloemfamilie (Cyclamen)'
categorie:
leenwoord, verkorting
Vnnl. nog in de Latijnse vorm de wortelen Cyclaminis 'de wortels van de cyclamen-plant' [ca. 1624; WNT Aanv.]; nnl. in Winter-Cyclamens (mv.) [1737; WNT winter I], Voorjaars-Cyclamen [1769; WNT voorjaar I], een tuiltje witte cyclamen (mv.) [1939; WNT Aanv.]. In het NN ook cyclaam (ev.).
Ontleend aan middeleeuws Latijn cyclamen < Latijn cyclamīnos, cyclamīnon, dat teruggaat op Grieks kukláminos bij kúklos 'cirkel' (waaruit ook cyclus; verwant met wiel). De planten zijn wrsch. naar hun ronde knollen genoemd.
Het oorspr. enkelvoud is cyclamen, het meervoud cyclamens. Omdat de -en als meervoudsuitgang werd gezien, is in het NN een nieuw enkelvoud cyclaam ontstaan [1956; WNT Supp. aardappel]; in het BN kan cyclamen zowel enkel- als meervoud aanduiden.
Er zijn ongeveer 14 soorten Cyclamen in de bergstreken van Zuid- en Midden-Europa en rond de Middellandse Zee. Onze kamerplant is een cultuurvorm van de Cyclamen persicum uit het oostelijk Middellandse Zeegebied. In de 17e eeuw werd de plant hier als sierplant in cultuur genomen, maar ze wordt nog bij Houttuyn [1761] varkensbrood (1608 bij Dodonaeus verckensbroot) genoemd; in WP Encarta 2001 nog varkensbrood en alpenroosje.
Literatuur: M. Philippa (2000) 'Nederlands Nederlands', in: OT 69, 31
Fries: syklaam
77.   dalmatiër zn. 'hondenras'
categorie:
leenwoord, verkorting, geoniem
Nnl. dalmatiner hond, dalmatiner dog [1918; Sanders 1996], dalmatische hond [1935; Sanders 1996], dalmatiër [1974; Koenen].
Ontleend aan Engels dalmatian dog 'dalmatiër' [1810; OED], letterlijk 'Dalmatische hond' (zie dog). De hond heeft zijn naam wrsch. te danken aan zijn karakteristieke vacht, wit met ronde zwarte vlekjes, die gelijkenis zou hebben vertoond met bepaalde uitvoeringen van een dalmatiek of dalmatica, een (meestal volledig wit) liturgisch overkleed dat gedragen wordt door de diaken bij het assisteren tijdens de mis en dat zo genoemd is omdat deze gewaden vroeger in Dalmatië of van Dalmatische wol vervaardigd werden.
De herkomst van de dalmatiër is niet Dalmatië (landstreek in Kroatië), maar wrsch. Zuid-Azië. Al in de 17e eeuw wordt de dalmatiër op Engelse schilderijen aangetroffen.
Literatuur: Sanders 1996
78.   danig bw. 'zeer, hevig'
categorie:
verkorting
Nnl. daanig 'zeer, hevig' [1781; WNT].
Afleiding door verkorting uit woorden als dusdanig, hoedanig, zodanig, door interpretatie van het tweede lid als 'erg, zeer'.
Voor de 18e eeuw komt danich, danig niet als simplex voor; in de loop van de 18e eeuw wordt de aanstaande overgang naar het gebruik zonder dus-, hoe- of zo- zichtbaar in regels als door de reciproque vuistslagen vice versa zo danig gehavent, dat ... [1734; WNT vice versa].
Fries: danich
79.   dank zn. 'erkentelijkheid'
categorie:
verkorting
Onl. thankis (genitief) 'uit vrije wil, om niet' [10e eeuw W.Ps.]; mnl. danc 'erkentelijkheid' [1240; Bern.], sonder smesters danc 'tegen de wil van de meester' [1284; CG I, 830], danc 'gedachte' [ca. 1300; MNW].
Afleiding (verbaalnomen) van pgm. *þankjan-, zie denken.
Os. thank; ohd. danc (mhd. danc, nhd. Dank); ofri. thonc, thanc (nfri. tank); oe. ðank, ðonc (ne. thanks (mv.)); on. þökk (nzw. tack); got. þank; < pgm. *þanka 'dank'. Hiervan secundair afgeleid: os. thankon, ohd. dancōn (mhd. en nhd. danken); ofri. thonkia (nfri. tankje); oe. ðoncian (ne. thank); on. þakka.
De oorspr. betekenis is 'het denken, de gedachte; de wil', wat zich dan via 'goedgunstige gedachte' en 'dankbare gedachte' ontwikkelt tot 'erkentelijkheid'. De betekenis 'wil' is nog aanwezig in de uitdrukking tegen wil en dank.
danken ww. 'dank betuigen'. Onl. thancan 'dank betuigen' [ca. 1100; Will]; mnl. danken 'id.' [1220-1240; CG II, Aiol.], hi ... dancte 'hij dankte' [1260-1280; CG II, Wr.Rag.], dies danc hic gode 'daarom dank ik God' [1290; CG II, En.Cod.]. Afleiding van het zn. dank. ◆ dankbaar bn. 'erkentelijk'. Mnl. dancbaer [1340-60; MNW-P], danckbaer [1430-50; MNW-P], dancber [1440-50; MNW-P]. Afleiding van dank met het achtervoegsel -baar.
Fries: tanktankje, danketankber
80.   dar zn. 'mannetjesbij'
categorie:
substraatwoord, verkorting
Mnl. die cleyne byen ofte dornen 'de kleine bijen of darren' [1488; MNW dorne]; nnl. darren (mv.) [1853; WNT].
Het Middelnederlandse *drone is via metathese van de -r- tot mnl. dorne, darne geworden. De vorm darnen werd via assimiliatie tot darren, wat ten slotte een nieuw enkelvoud dar heeft opgeleverd. Nog in 1866 bestond het meervoud darns [WNT verzwermen] en in 1890 spreekt een Zuid-Nederlandse bron nog van Mannebie'n (ook darren, darnen of hommels geheeten) [WNT].
Os. drān, dreno (mnd. dorne, drone, drane, nhd. Drohne); ohd. treno (mhd. trene, tren, nhd. (dial.) Träne); oe. drān, drǣn (ne. drone); ode. drene, nzw. drönare; alle in de betekenissen 'bij, hommel, zoemend insect', afleiding van pgm. *dran-, *dren-, *drun- 'zoemen, dreunen'. De klinker wisselt in de Germaanse talen sterk, maar ontlening over en weer is ook niet uitgesloten.
Verwantschap met Grieks thrṓnax 'dar', ten-thrḗnē 'bij, wesp', an-thrḗnē 'wilde bij' is moeilijk, want dit zijn typisch woorden uit het Griekse substraat, die men dus niet verwacht in Noord-West-Europa. Verdere verwanten zijn niet bekend. Mede gezien de sterke klinkervariatie en het betekenisveld moet daarom ook voor het Germaanse woord een substraatherkomst worden verondersteld.
Mnl. dorne is vrouwelijk, nnl. dar is mannelijk. In de Middeleeuwen had men nog niet veel inzicht in de biologische verhoudingen bij de bijen; het woord was in het Middelnederlands de benaming van verschillende insecten, waaronder de broedbij. In het Fries wordt een dar nog steeds een brieder 'broedbij' genoemd. Duits Drohne is nog altijd vrouwelijk.
Afgeleid van dar is misschien het werkwoord darren.
Fries: dar

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven