1.   straffen ww. 'een overtreding vergelden'
Mnl. straffen 'tegenspreken, aanvechten; beschuldigen' in Ic straffe haer woerde, ic en machs niet horen 'ik spreek haar woorden tegen, ik kan ze niet aanhoren' [1400-20; MNW-R], den onse Here straffede van ypocrisien 'onze Heer beschuldigde hem van schijnheiligheid' [1409; MNW-P], ic straffe oec alle dat quaet is 'ik weerleg ook alles wat verkeerd is' [1430-50; MNW-P], 'vergelden, straffen' in so sal men dieghene die om ... mysdaden ... in onser stat gevencknysse gebracht werden, straeffen ende corrigieren tot guetduncken burgermeistere 'voorts zal men degenen die vanwege misdaden in onze stadsgevangenis worden gebracht straffen en corrigeren' [1471; MNW].
Mnd. straffen, strafen 'berispen' (vanwaar door ontlening nde. straffe, nzw. straffa); mhd. strāfen 'id.' [eind 12e eeuw; Gärtner]; ofri. straffia (nfri. straffe); in alle talen aanvankelijk 'berispen, tegenspreken', later 'een overtreding vergelden'. Hierbij hoort ook het ongeveer even oude zn. mhd. strafe 'berisping' [1276-76; Gärtner], dat wrsch. van het werkwoord is afgeleid, hoewel de omgekeerde afleidingsrichting ook mogelijk is. Hiermee corresponderende zelfstandige naamwoorden in de andere talen zijn veel jonger en zijn dus zeker deverbatief (zie onder voor nnl. straf).
Herkomst onbekend. De onderlinge verhouding van de afzonderlijke continentaal West-Germaanse woorden is onzeker, maar men neemt meestal aan dat de Hoogduitse vorm oorsponkelijk is en de overige ontleend zijn. Men kan dan een grondvorm pgm. *strēpōn- reconstrueren, maar verdere aanknopingspunten blijven onzeker. Mogelijk is mnl. strepen in loghenstrepen '(iemand) van leugens beschuldigen' verwant, hoewel de stamklinker niet overeenkomt. Verband met stropen (WNT) is qua betekenis mogelijk, maar eveneens onzeker.
straf zn. 'vergeldingsmaatregel wegens overtreding'. Vnnl. straffe 'id.' [1542; Dasypodius], in de doodt is ... een straffe der sonden [1557; WNT], op pene van exemplaren straff 'op straffe van een tot voorbeeld dienende straf' [1567; WNT], Uyt vreese van in de straf des wets te vallen 'uit angst de wettige straf te krijgen' [1603; WNT]. Afleiding van straffen.
Fries: straffestraf


  naar boven