|
1.  |
slagvaardig bn. 'doortastend; snedig' categorie: geleed woord Vnnl. slagvaerdig 'in staat om strijd te leveren' in slachvaerdich te maken (gezegd van schepen) [1625; iWNT uitsmijten]; nnl. ook overdrachtelijk in stond de geestelijkheid slagvaardig, terwijl de liberalen alles nog te scheppen hadden [1847; Gids], 'assertief' in den slagvaardigen heer M. [1927; iWNT]. Samenstelling van slag in de betekenis 'strijd' en het bn. vaardig. Fries: slachfeardich
|
naar boven
|