|
1. |
absint zn. 'kruidenlikeur, meestal uit alsem' categorie: leenwoord, substraatwoord in brontaal Mnl. Si waren ... droncken van absintheo, met daarbij als glosse: absinthea dat is alsse, zeer bitter cruut [1409; MNW-P]; vnnl. absincie 'alsem' [1515; WNT verzieden]; nnl. absinth 'absint' [1775; WNT]. Ontleend aan Latijn absinthium 'alsem' < Grieks apsínthion 'alsem', dat wrsch. uit een voor-Griekse (mediterrane) taal stamt; het zou in dat laatste geval een pre-Helleens substraatwoord zijn (Chantraine). Een andere verklaring ziet hierin een afleiding met het negatief voorvoegsel a- van Grieks psínthos 'zoetheid' (in één glosse overgeleverd), wat onwaarschijnlijk is.
|
naar boven
|