Gezocht op:
trefwoord: ""
en categorie: "etymologie in brontaal onbekend"

111 tot 120 van 127

1 | 11 | 21 | 31 | 41 | 51 | 61 | 71 | 81 | 91 | 101 | 111 | 121

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >

Index:



substantief
substantie
substitutie
subtiel
subversief
succes
successie
sudderen
suède
suffix

suggereren

suggestie
suiker
suite
suizen
sujet
sukade
sul
sulfaat
sultan
summier


111.   suggereren ww. 'opperen; ingeven'
categorie:
leenwoord, etymologie in brontaal onbekend, leenwoord, geleed woord
Nnl. suggereren 'in gedachten brengen, opwekken' [1553; Van den Werve], in het idée dat de historie van A. u gesuggereerd heeft [1803; WNT], de auteur van het artikel suggereert dat ... [1862; Vad.lett. 1, 210-12], gedachten voor een heele nieuwe esthetika suggereerend [1888; WNT Aanv. clown], '(beeld of sfeer) oproepen' in niet zo'n schitterend nummer ... als de klank van het woord wel suggereert [1897; Groene Amsterdammer].
Ontleend, mogelijk via Frans suggérer, ouder suggerer 'indirect opperen, een gedachte doen opkomen' [15e eeuw; TLF], nog ouder suggerir 'voorleggen, voorstellen' [1380; TLF], aan Latijn suggerere 'voorstellen, naar voren brengen', gevormd uit sub- en gerere 'brengen, dragen', van onduidelijke verdere herkomst, zie gerant.
suggestie zn. 'voorstel; indruk'. Vnnl. suggestie 'ingeving' [1553; Van den Werve], nnl. suggestie als rechtsterm 'ingebracht bezwaar tegen een beschuldiging' [1753; WNT], dan ook 'het opwekken van een gedachte, opgewekte gedachte' in hypnose en suggestie [1886; WNT Aanv. geest], 'opgeroepen sfeer of beeld, indruk' in wekt voortdurend de suggestie dat ... [1937; WNT Aanv. om I.], de suggestie van diepte geven [1953; WNT vlak II], 'geopperd idee, voorstel' in de suggestie om alle dienstauto's te voorzien van ... [1962; WNT Aanv. dienst]. Ontleend, wrsch. zowel via Frans suggestion 'voorstel' [1912; TLF], eerder al 'gewekte gedachten' [1865; TLF], nog eerder 'inspiratie, indirect geopperde gedachte' [eind 12e eeuw; TLF] en 'invloed, insinuatie' [1174-76; TLF] als rechtstreeks, aan Latijn suggestiō (genitief -iōnis) 'het naar voren brengen, voorstel', een afleiding van suggerere, zie hierboven.
Fries: suggerearjesuggestje
112.   synchroon bn. 'gelijktijdig'
categorie:
leenwoord, etymologie in brontaal onbekend
Nnl. synchroon 'gelijktijdig, gelijklopend' in De armatuur zette zich in beweging met toenemende snelheid, totdat zij synchroon liep met ... [1894; WNT Aanv.], synchroon met de slingeringen van den schommel [1911; Groene Amsterdammer], ook 'gelijkoplopend in tijd' in Dat zijn voorstelling [niet] synchroon met de werkelijkheid ... is veranderd [1946; WNT Aanv.].
Ontleend aan Frans synchrone 'tegelijk plaatsvindend' [1743; TLF] of Duits synchron 'id.' [19e eeuw; Kluge]; beide woorden zijn ontleend aan Laatlatijn synchronus 'gelijktijdig, tegelijk plaatsvindend', dat zelf ontleend is aan Grieks súnkhronos 'id.'; dat woord is gevormd uit sun- 'samen, tegelijk', zie synthese, en khrónos 'tijd', van verder onbekende herkomst; zie ook kroniek.
Fries: syngroan
113.   taan zn. 'bederfwerende verfstof'
categorie:
leenwoord, etymologie in brontaal onbekend, geleed woord, geleed woord
Vnnl. tan, tanne 'looistof' [1599; Kil.], taen 'verfstof' in geel gelijck ... taen [1620; WNT], overdrachtelijk in De son heeft u, met taan, bestreeken [1657; WNT]; nnl. taan 'verfstof, looistof' in Taan ... gemaalen schors of bast van den Eickenboom ... tot de leerbereiding, alsmede tot het taanen van Zeildoek en Netten [1773; WNT].
Ontleend aan Frans tan 'verfstof uit eikenschors' [1262; TLF], ontleend aan middeleeuws Latijn tannum 'id.', dat wrsch. teruggaat op een Gallisch woord *tanno- 'eik': aanwijzingen hiervoor in de Keltische talen zijn Bretons tann 'eik', Cornish tannen 'id.', Oudiers teine, tinne 'hulst'; de verdere herkomst van het Keltische woord is niet bekend.
Taan is een stof waarin netten en zeilen werden gekookt, waardoor ze vochtbestendig werden. Ze is genoemd naar een van haar bereidingswijzen, allicht de originele, uit eikenbast. Aan dat soort taan werd vaak wat "koperrood" (ijzersulfaat) toegevoegd om een bruin effect te verkrijgen. Andere soorten taan werden gemaakt van bruine teer, cachou, caoutchouc, guttapercha, enz.
tanen ww. 'verzwakken'. Onl. *tanon 'looien' op grond van de afleidingen tanrekini 'leerlooiertje' [1129; ONW], tanra 'leerlooier' [1180; ONW] (beide als toenaam en gelatiniseerd); mnl. tanen ook al overdrachtelijk 'glans verliezen' in hoe dat die mane taent 'hoe de maan wordt verduisterd' [1400-29; MNW-R], 'verven, looien' in de samenstellingen taenhuys 'taanfabriek, ververij of looierij' [1445-55; MNW taenhuus] en taenketel 'ketel waarin visnetten worden getaand' [1456; MNHWS], getaend want 'getaand scheepstuig' [na 1446; MNW]; vnnl. het tanen van de Seylen ende Netten [1589; WNT], wanneer de Sonne ... Ecclipseert ofte taent [1634; WNT], 'gelig of bruinig kleuren' in Het zonnevier, dat alles plag te roosten, En geel te tanen [1671; WNT]; nnl. tanen ook overdrachtelijk 'glans verliezen, afnemen' in de glorie van den Romeinschen naem te doen taenen [1768; WNT]. Afleiding van taan. Als men iets taant, bijv. zeildoek, verliest het de eigen lichtheid en/of glans en wordt het taankleurig, dat is vaalgeel of vaalbruin; bij overdracht zei men van de verduisterde zon of maan dat die taanden ofwel hun glans verloren, en bij uitbreiding gebruikte men dat ook voor iemands geluksster, de zon op zijn pad of zijn roem (MNW). Iemands huid kon er ook uitzien alsof die door de zon getaand was: Hij siet 'er uit, of hij getaand was [1681; WNT], De getaande, de gerimpelde, pokdalige facie van ... E. [1852; WNT facie]. ◆ tanig bn. 'geel of bruin als taan'. Vnnl. taanig 'taankleurig, vaalgeel, bruinig' in bleek' en taanige aanzichten [1644; WNT]; nnl. geel en taanig (door) Sproeten [1773; WNT]. Afleiding van taan met het achtervoegsel -ig.
Fries: taantaanje, tanetanich, taanderich
114.   tabbaard zn. 'wijde, lange mantel'
categorie:
leenwoord, etymologie in brontaal onbekend
Mnl. tabba(e)rt 'overkleed, mantel, toga', mogelijk al als toenaam van jacob tabbart, jacob tabbaert [beide 1297; VMNW], dan in lange wide tabbarden [1300-75; MNW-R], Eenen widen tabbaert Toten voeten nederwaert [1375-1400; MNW-R]; vnnl. fluweelen tabbaerden [1531; Stall.], tabbaert 'reismantel, regenmantel met kap', langhen tabbaert 'toga' [beide 1599; Kil.], Dat alle de voorsz. Professooren zullen gehouden zijn ... te verschijnen met hare Tabbaarden 'dat alle genoemde professoren verplicht zullen zijn in hun tabbaard te verschijnen' [1631; WNT], ghebruyck van de Tabbaerts by de voornoemde Advocaeten, ende Procureurs [1675; WNT]; nnl. tabbaard, tabberd 'toga, statiemantel' in (de bonnet) als een eerwaardig teken by den Tabbaard [1773; WNT], Sinterklaas, goed heilig man! Trek je beste tabberd an [1894; WNT].
Ontleend aan Frans tabar, tabard 'wapenmantel, mantel gedragen door krijgers', ouder tabart, tabairt [13e eeuw; TLF], waarvan de verdere herkomst, evenals van Spaans tabardo 'wijde mantel zonder mouwen' en Italiaans tabarro 'id.', onbekend is.
Fries: tabbert
115.   taco zn. 'Mexicaanse maispannenkoek'
categorie:
leenwoord, klankwoord, etymologie in brontaal onbekend
Nnl. taco 'maispannenkoek' in Amerikaanse eettentjes met hamburgers, hot dogs en taco's [1981; Soester Courant], pannekoeken ... taco's en enchilada's [1985; Leeuwarder Courant], taco 'Mexicaanse maispannenkoek met vlees, kruiden. e.d.' [1992; Van Dale].
Ontleend aan Mexicaans-Spaans taco 'maispannenkoek met vleesvulling', een Mexicaanse toepassing van Spaans taco 'hapje, tussendoortje', een overdrachtelijke betekenis van 'prop, stop, plug' [1607; Corominas], van verder onduidelijke herkomst, mogelijk een klanknabootsend woord naar het geluid "tak!" van een klap op een plug of spijker (Corominas).
Fries: tako
116.   tactiek zn. 'methode, strategie'
categorie:
leenwoord, etymologie in brontaal onbekend
Nnl. tactiek 'militaire strategie' in De ZeeTactiek is een weetenschap, om Oorlogs-Vlooten in een orde die te pas komt te schikken, en derzelver beweegingen te bepalen [1767; WNT], Door Taktiek verstaat men in het algemeen de kunst, om troepen te stellen, te bewegen en in het gevecht aan te voeren [1840; WNT], bij overdracht 'methode om een doel te bereiken' in Dezelfde taktiek bleven zij (nl. de Staten van Holland) volgen [1862; WNT], 'methode, strategie' in voetbal is een spel van taktiek, evenals van kracht en van vlugheid [1909; WNT voetbal].
Ontleend aan Frans tactique 'strategie, methode om een doel te bereiken' [1788; TLF], eerder al 'militair-strategisch inzicht' [1657-59; TLF], nog eerder 'militair strateeg' [1310-20; TLF]; dat woord is zelf, wrsch. zowel via Neolatijn tactica 'militaire strategieën' als rechtstreeks, ontleend aan Grieks taktikḗ (tékhnē) 'kunst van het rangschikken'; daarin is taktikḗ de vrouwelijke vorm van taktikós 'betreffende rangschikking of volgorde', vooral met betrekking tot oorlogsstrategieën. Taktikós is een afleiding van tássein 'rangschikken, ordenen', waarvan de verdere herkomst onzeker is.
Fries: taktyk
117.   tafel zn. 'meubelstuk'
categorie:
leenwoord, etymologie in brontaal onbekend
Onl. tafal 'afgeplatte top' in de plaatsnaam te Tafalbergon (ligging onbekend, omgeving van Naarden) [10e eeuw; Künzel], tavele 'plank' in mit cedrinin tauelon 'met planken van cederhout' [ca. 1100; Will.]; mnl. tafele 'tafel, eettafel' in iet uan dien dat ter tafelen bliuet 'iets van wat op tafel overblijft' [1236; VMNW], 'wasbordje om met een griffel te beschrijven' [1240; Bern.], 'tabel, register' [1240; Bern.], 'bord, plat stuk materiaal om te beschrijven' in die taflen ... Dar die wet in es bescreuen 'de borden waarop de wet staat geschreven' [1285; VMNW], 'plaat, deksel' in Eene guldine tafle dekte die arke 'een gouden plaat bedekte de ark' [1285; VMNW], 'wisseltafel, bank' in ende der wisseleren taflen warp hi v ter erden 'en de tafels der geldwisselaars gooide hij omver' [1291-1300; VMNW], 'register, lijst, tabel' in die tafel van den iersten boeke 'de inhoudsopgave van het eerste boek' [1374; MNW]; nnl. nog 'tabel' in Tafelen der Logarithmen [1843; WNT], tafel van vermenigvuldiging [1884; WNT].
Ontleend aan vulgair Latijn *tavla, tavola (waaruit ook Italiaans tavola 'tafel'), nevenvormen van klassiek Latijn tabula 'plank, tafel, plankje of plaat om te beschrijven', van verder onbekende herkomst, wrsch. ontleend aan een taal in het gebied rond de Middellandse Zee.
In het Frans is onder invloed van het Latijn de Oudromaanse vorm al vroeg aangepast tot tabla, later table 'tafel, tabel'; hetzelfde geldt voor Spaans tabla '(leg)plank, tafelblad, etc.' Zie ook tabel, tablet en tafereel.
Ook ontleend zijn: os. tafla (nnd. tafel); ohd. tavala naast tabela (nhd. Tafel); ofri. tefle, tevle, tiōle, tafle (maar nfri. tafel is ontleend via het Nederlands); oe. tæfl (ne. table is ontleend aan Frans table); on. tafl 'speelbord', tafla 'speelschijf' (uit het Duits) (nzw. tavla 'schilderij, schoolbord'). Vóór de Hoogduitse klankverschuiving is hetzelfde woord ook al ontleend als ohd. zabal (mhd. zabel, vooral in scháchzabel 'schaakbord').
In de betekenis 'register, lijst, opsomming' wordt tafel na de Vroegnieuwnederlandse periode steeds meer verdrongen door tabel; na de 19e eeuw komt tafel in die betekenis nog voor in bijvoorbeeld wiskundige en rekenkundige begrippen als logaritmetafel en tafels van vermenigvuldiging.
Fries: tafel (ontleend aan het Nederlands)
118.   taille zn. 'middel'
categorie:
leenwoord, etymologie in brontaal onbekend
Nnl. taille 'middel, leest' in Het bruidskleed ... is gemaakt met uitgesneden taille [1878; Leeuwarder Courant], in de samenstelling wespentaille 'zeer smal middel' [1885; WNT wesp], 'vernauwing van een kledingstuk rond het middel' in Het verkleinen van een japon, het verkorten en vernauwen van rok en taille [1908; WNT verkleinen].
Ontleend aan Frans taille 'middel, leest' [1718; TLF], eerder al 'afmetingen van schouders tot heupen' [1657; TLF], veel eerder al 'gestalte, lichaamsafmetingen' [1200; TLF], nog eerder 'coupe, wijze van snijden van kleding' [1176; TLF] en 'het snijden, inkeping' [ca. 1165; TLF], afleiding van het ww. tailler (van stoffen) 'snijden voor het maken van kleding' [1160; TLF], ouder talier 'in stukken snijden' [950-1000], ontwikkeld uit Laatlatijn taliare 'in stukken snijden, splijten', oorspr. 'snoeien, twijgen afsnijden', afleiding van klassiek Latijn tālea 'stokje, loot, twijg', waarvan de verdere herkomst onbekend is, zie ook detail.
Fries: taille
119.   talud zn. 'helling'
categorie:
leenwoord, etymologie in brontaal onbekend
Vnnl. talud "beschoeysel" [1658; Meijer]; nnl. talu, talud 'helling' in hoe flaauwer de Talu van een Dyk oploopt, hoe ... [1778; WNT uitspoelen], kunstmatige taluds [1848; WNT], tegen het talud, dat bekleed moet worden, palen te slaan [1862; WNT vlechtwerk].
Ontleend aan Middelfrans talut [1549; Rey], ouder tallut [1467; Rey] en talu [1156; Rey] (Nieuwfrans talus), ontwikkeld uit Latijn talūtium 'helling, uitspringende rotslaag'; dat woord is wrsch. ontleend aan een Keltisch woord *taluton, een afleiding van *talos 'voorzijde, voorhoofd', waaruit Bretons, Welsh, Cornish tal 'voorhoofd; top, kruin van een berg' en Middeliers taul, tul 'id.'; de verdere herkomst van het Keltische woord is onbekend.
Fries: talúd
120.   tarbot zn. 'platvis (Psetta maxima)'
categorie:
leenwoord, etymologie in brontaal onbekend
Mnl. tarbot, tarrebot 'zekere vis' in tarrebotten ... daer boven een duyt 'tarbot een duit meer' [1448; MNW]; vnnl. tarbot, tarrebot 'vis' in oesters noch tarrebot [1653; WNT], uitstekend goede Tarbot [1698; WNT].
Wrsch. ontleend aan Frans turbot [ca. 1211; TLF], ouder turbuz (mv.) [ca. 1140; TLF], waarvan de verdere herkomst omstreden is. Dat het Franse woord van Scandinavische oorsprong zou zijn (FEW), waarbij verwezen wordt naar Oudnoords *þorn-butr of Oudzweeds *törnbut 'tarbot', van törn 'doorn, vin' en but 'platvis, bot', is volgens Toll. uitgesloten: Deens botte, butte, botte en Zweeds butta 'bot, platvis' zijn ontleend aan Nederduits but(te) of aan het Nederlands, zie bot 2. Frans turbut, turbot wordt wel afgeleid van middeleeuws Latijn turbo (genitief turbinis) 'tol', verwant met klassiek Latijn turba 'draaiing, woeling', zie turbulent, vanwege de ronde vorm van de vis; in het klassiek Latijn betekende rhombus ook zowel 'tol' als 'tarbot'. De -u- die voor de klemtoon lag, veranderde in -a-, waarvan het accent naar de eerste lettergreep verschoof.
Dat tarbot niet ontleend zou zijn, maar in het Nederlands gevormd uit tar, ter(re) 'teer' en bot 'platvis', vanwege de donkere huid van de vis (Vercoullie, WNT), acht Toll. eveneens onwaarschijnlijk, omdat het eerste lid dan ter(re)- zou moeten zijn, de vrijwel algemene Middelnederlandse, ook Hollandse, vorm voor teer, vergelijk West-Vlaams algemeen terrebut, ook Gents terbot, en Kiliaan terbot, tarbot. Ook de late overlevering van het woord pleit voor ontlening uit het Frans.
Fries: tarbot

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven