1.   epiloog zn. 'slotrede'
categorie:
leenwoord
Nnl. epilogue 'id.' [1824; Weiland], epiloog 'id.' [1863; Kramers].
Via Frans épilogue 'id.' en Latijn epilogus ontleend aan Grieks epílogos, gevormd uit het voorzetsel epí 'na' (zie epidemie) en het zn. lógos 'spreken, rede', zoals in proloog, bij het werkwoord légein 'spreken', zie legende.


  naar boven