|
1. |
honger zn. 'behoefte aan voedsel' categorie: waarschijnlijk erfwoord Onl. hunger 'behoefte aan voedsel' [10e eeuw; W.Ps.]; mnl. hunger 'id.' [1240; Bern.], meestal honger [1265-70; CG II, Lut.K]. Os. hungar (mnd. hunger(e)); ohd. hungar (nhd. Hunger); ofri. hunger (nfri. hûnger); oe. hungor (ne. hunger); on. hungr (nzw. hunger); < pgm. *hung-ra-. Zonder grammatische wisseling got. hūhrus < *hunhrus. Er is wellicht verband met Litouws kenkti 'beschadigen, tot last zijn'; hiervoor pleit het bestaan van het Oudnoordse werkwoord há 'kwellen' (nno. há) < *hanhōn- (zonder grammatische wisseling). Andere vergelijkingen met woorden uit Indo-Europese talen die traditioneel worden gemaakt (Sanskrit kānkṣati 'wensen', Grieks kánkanos 'droog', kénkei 'dorsten') zijn formeel of semantisch problematisch en dus twijfelachtig.
|
naar boven
|