1.   ijdel bn. 'zinloos; pronkzuchtig'
categorie:
waarschijnlijk erfwoord
Onl. īdil 'zinloos' [10e eeuw; W.Ps.]; mnl. idel 'leeg; vergeefs' [1240; Bern.], idel pinsinge 'vruchteloze gedachten' [1270-90; CG II, Moraalb.], drome die idel sijn 'dromen die onbetekenend zijn' [1287; CG II, Nat.Bl.D], ene ydele ende opgeblasen groefheit 'een ingebeelde en opgeblazen aardsheid' [1485; MNW]; vnnl. ijdel 'onbetekenend, onbeduidend, lichtvaardig' [1599; Kil.], mijn aenslagh is verbrod en ydel en onnut 'mijn plan is mislukt' [1637; WNT], ijdel 'pronkerig, pronkzuchtig' in al haer ydel dingen, Perels, diamanten, ringhen [1643; WNT], al d'ydele Joffrouwen [1646; WNT].
Alleen West-Germaans: os. īdal 'ijdel, leeg' (mnd. idel); ohd. ītal 'leeg' (mhd. itel, nhd. eitel); ofri. idle 'vergeefs'; oe. īdel 'ijdel, leeg' (ne. idle); < pgm. *īdala-. Misschien ook on. illr 'slecht' (> ne. ill 'ziek') (nzw. illa 'slecht').
Buiten het Germaans heeft dit woord geen zekere verwanten.
De oudste betekenis 'leeg' is volledig verouderd, hoogstens nog bekend van de bijbelse uitdrukking ijdelheid der ijdelheden uit de Statenvertaling (Pred. 1:2), ook nog zo in de NBG-vertaling van 1951, in de nieuwe bijbelvertaling van 2004 weergegeven met lucht en leegte. De uit 'leeg' ontstane specifieke betekenis 'zinloos, vergeefs' is eveneens verouderd, behalve in enkele vaste verbindingen als ijdele hoop of ijdele moeite en in het werkwoord verijdelen. In de 17e eeuw voltrok zich de betekenisverschuiving van 'zinloos, onnut' via 'onbeduidend' en 'geen gegronde reden tot trots vormend' (bijv. in ydel dingen (over sieraden) en ijdele hoogmoed) naar 'pronkzuchtig, verwaand'.
Wegval van de intervocalische -d- heeft geleid tot ijl 2 en iel.
ijdeltuit zn. 'pronkzuchtige persoon'. Vnnl. dese ijdele tuiten 'deze leeghoofdige wufte vrouwen' [begin 16e eeuw; MNW tute], ijdel-tuyte [1599; Kil.], een Ydel-tuyt ... de welcke soo sy uren lang voor den spiegel gestaen hadde [1688; WNT]. Samenstelling met mnl. tute (zie tuit), dat o.a. betekende 'in een punt uitlopende haardracht van vrouwen; vlecht', 'puntige vrouwenmuts', en overdrachtelijk ook 'lichtzinnige vrouw'. IJdeltuit werd dan ook oorspr. alleen gezegd van vrouwen.


  naar boven