1.   amme zn. 'min, zoogmoeder'
categorie:
klankwoord
Mnl. also alst amme te huedenne pleght 'zoals een min [het kind] pleegt te verzorgen' [1276-1300; CG II, Lut.A], am [1610; WNT].
Een woord uit de kindertaal, net als pappa, mamma.
Mnd. amme; ohd. amma (nhd. Amme); ofri. amme (nfri. amme); on. amma 'grootmoeder'; < pgm. *ammō-.
Ook in diverse andere talen komt het met verwante betekenissen voor: Grieks ammá(s), ammía 'moeder, min'; Sanskrit amba en ook in niet-Indo-Europese talen: Baskisch ama; Hebreeuws em.
Fries: amme


  naar boven