1.   neurose zn. 'aandoening aan het zenuwstelsel'
categorie:
leenwoord, bedenker bekend
Nnl. neurosis, neuroze 'zenuwziekte' [1863; Kramers], neurose [1887; WNT traumatisch].
Ontleend aan Neolatijn neurosis 'aandoening aan het zenuwstelsel' [1769; OED3], een door de Schotse arts William Cullen (1710-1790) geïntroduceerd neologisme, gevormd uit Grieks neũron 'spier, pees', verwant met Latijn nervus 'id.' (zie nerveus), en het Griekse achtervoegsel -ōsis voor namen van ziekten en aandoeningen.
De Griekse woordstam neuro- (voor klinker neur-) heeft in de talrijke wetenschappelijke neologismen die ermee gevormd zijn, altijd de betekenis 'zenuw', bijv. in neurologie 'zenuwleer', neurogenese 'ontwikkeling van het zenuwstelsel', neuralgie 'zenuwpijn'.
Fries: neuroaze


  naar boven