1.   cohabitatie zn. 'het (ongehuwd of buitenechtelijk) samenwonen; bijslaap'
categorie:
leenwoord
Vnnl. cohabitacie 'concubinaat' [1548; Stall.], cohabitatie 'id.' [1570; Stall.], cohabitatie "bywoninge" [1650; Hofman]; nnl. cohabitatie 'het samenwerken van politieke tegenstanders' [1986; Coster 1999].
Al dan niet via Frans cohabitation 'het samenleven, het samenwonen; concubinaat' [13e eeuw; Rey] < Laatlatijn cohabitatio 'id.', een afleiding van Latijn cohabitāre, gevormd uit com- 'samen' en het werkwoord habitāre 'wonen', een frequentatief van Latijn habēre 'hebben', verwant met geven.
In de recente Franse geschiedenis (5e Republiek) betekent cohabitation ook dat president en premier tot verschillende politieke partijen behoren, bepaaldelijk sinds François Mitterrand (1981-95).
cohabiteren ww. 'bijslapen'. Vnnl. cohabiteren 'ongehuwd samenwonen' [1513-19; Wielant]. Ontleend aan Frans cohabiter 'samenwonen, -leven' [eind 14e eeuw; Rey] < Latijn cohabitāre.


  naar boven