1.   veen zn. 'grondsoort'
categorie:
waarschijnlijk erfwoord
Onl. feni 'veengrond, drassig land' in toponiemen, o.a. Sutpheni 'Zutphen (Gelderland)', letterlijk 'zuidveen' [1101, kopie ca. 1103; Gysseling 1960], Ruvene 'Ruiven (Zuid-Holland)', letterlijk 'ruwveen' [12e eeuw; kopie ca. 1420; Künzel]; mnl. veen, vene in wie so dat lant copet opgaende te halven vene 'wie ook maar het land koopt tot halverwege het veengebied' [1242; MNW], ex terra de herlem que vene dicitur 'uit het land bij Haarlem dat veen genoemd wordt' [1280-87; VMNW], .viii. morghen cleilants vanden rine ieghens den veen 'acht morgen kleiland van de Rijn tot aan het veen' [1287; VMNW].
Os. fen(n)i (mnd. vēn, ven, door ontlening nhd. Fenn); ohd. fenni (mhd. venne); ofri. fene, fane (nfri. fean) oe. fen(n), fæn(n) (ne. fen); on. fen (nzw. dial./ nno. fen); got. fani; alle 'veengrond, moeras, drassige weide e.d.', < pgm. *fanja-.
Klankwettig ontwikkelen zich hieruit in het West-Germaans de nominatief (< *fani-) zonder, en de verbogen naamvallen (< *fanj-) met geminaat; door analogiewerking verschijnen in de afzonderlijke talen beide varianten: onl. feni en fenne. In het Nederlands, wrsch. al in de 12e eeuw, ontstond betekenisverschil tussen veen (onl. feni, mnl. vene) als ontginbare grondsoort, en ven 'moeras, drassig land', waarvoor zie ven.
Verwant met: Oudpruisisch pannean 'modder'; Gallisch an- 'moeras', Oudiers an 'water' (< Proto-Keltisch panā); < pie. *pon-io- (IEW 807). Zie ook vocht, dat misschien verwant is.
Fries: fean


  naar boven