1.   vechten ww. 'strijden'
categorie:
waarschijnlijk erfwoord, geleed woord
Onl. fehtan 'strijden' in manage fehtinda angegin mi 'want velen (waren) vechtende tegen mij' [10e eeuw; W.Ps.]; mnl. vechten in de altos weder gode uagt 'die altijd tegen God strijd voerde' [1200; VMNW], Si dat sake dat .iij. man of me vechten ieghen een 'indien drie of meer personen vechten tegen één' [1254; VMNW].
Os. fehtan (mnd. vechten); ohd. fehtan (nhd. fechten); ofri. fiuhta (nfri. fjochtsje/ fjuchtsje, fjuchte/ fjochte); oe. feohtan (ne. fight); alle 'vechten, strijden' (nhd. alleen nog 'schermen'), nzw. fäkta 'met de armen slaan, schermen' (ontleend aan mnd.); < pgm. *fehtan-.
Verdere herkomst onzeker. Mogelijk verwant met Latijn pectere 'kammen, kaarden', overdrachtelijk 'afranselen'; < pie. *peḱt-, een uitbreiding van de wortel *peḱ- 'plukken, uitrukken' (LIV 467), waarbij: Grieks pékein 'kammen, kaarden'; Litouws pèšti 'plukken, aan de haren trekken, (elkaar) in de haren zitten'; Tochaars B päk- 'kaarden'; en zie peignoir voor enkele nominale afleidingen. De Germaanse betekenis is dan vergelijkbaar met de overdrachtelijke betekenissen bij de genoemde Latijnse en Litouwse werkwoorden (Seebold 1970, Kluge, Pfeifer). Zie ook vacht en vee.
Een andere mogelijkheid is dat pgm. *fehtan- (sterk werkwoord van de derde klasse) een expressieve nevenvorm is van *feuhtan- (tweede klasse), waarvan de wortel *feuht- < pie. *peukt- < *peug-t- dan een alleen in het Germaans voorkomende t-uitbreiding is van de wortel *peug- (IEW 828) en verwant is met Latijn pugnus 'vuist', pugnāre 'vechten', Grieks púx 'met de vuist' (BDE), zie ook vuist.
vechtjas zn. 'strijdvaardig persoon'. Nnl. vechtjas 'strijdvaardig persoon, iemand die graag vecht' in kent de spraakmakende jeugd nog verschillende andere benamingen voor een politie-agent als: vechtjas, klabak, ... [1905; Groene Amsterdammer], vechtjas 'officier, militair' [1906; iWNT]. Samenstelling van vechten en jas 1 in de betekenis 'manspersoon' (zie WNT jas II), een betekenis die alleen in samenstellingen voorkomt, zoals fuifjas 'pretmaker' (zeldzaam) en grapjas 'grappenmaker'.
Fries: fjochte, fjuchtsje ◆ -


  naar boven