1.   vastberaden bn. 'standvastig'
categorie:
geleed woord
Nnl. met vastberaden moed [1837; iWNT].
Samenstelling van vast in de betekenis 'stellig, zeker, onverzettelijk' en beraden 'goed nagedacht hebbend' [1270-90; VMNW], het verl.deelw. van beraden (zich) '(bij zichzelf) te rade gaan, over iets nadenken'. Vergelijkbare, eerder geattesteerde samenstellingen zijn welberaden 'weloverwogen' (zoals in de mnl. collocatie dat ic wel vorpenst ende beraden. ende bi minen vrien wille ... 'dat ik weldoordacht en weloverwogen en uit vrije wil' [1286; VMNW beraden II]), en onberaden 'onbezonnen, ondoordacht' [1265-70; VMNW].
Fries: -


  naar boven