|
1. |
dactylus zn. 'versvoet van één beklemtoonde gevolgd door twee onbeklemtoonde lettergrepen' categorie: leenwoord Vnnl. (mv.) Dactylen 'zekere versvoeten' [1623; WNT Aanv.], Dactylus [1666; WNT Aanv.]; nnl. Trochaeisch of dactylis (bn.) 'als een trochee of een dactylus' [1751; WNT trochaeus], Dactylus [1784; WNT rust]. Ook als kunstwoord: dactylus "dryling" [1658; Meijer]. Ontleend aan Latijn dactylus 'versvoet' < Grieks dáktulos 'versvoet; vinger, dadel'. De herkomst van het Griekse woord is onbekend, maar zie dadel. De versvoet is zo genoemd vanwege de overeenkomst met de kootjes van een vinger: één lange, twee korte. Bovendien heeft het Griekse woord zelf een dactylusvorm.
|
naar boven
|