1.   knauwen ww. 'hard bijten'
categorie:
klankwoord, samensmelting (blending), tautologie, contaminatie, samentrekking
Mnl. cnouwen 'stukknagen' [1287; VMNW], cnauwen 'id.' in (hier als afleiding) hi geuoelt cnauwinge & bitinge in die darmen 'hij heeft een knagende en bijtende pijn in de darmen' [1351; MNW-P].
Misschien een klanknabootsing, maar men kan ook denken aan een contaminatie van kauwen en knagen.
Nnd. gnauwen 'id.'; nfri. knauwe, gnauwe.
Fries: gnauwe, knauwe


  naar boven