1.   tonijn zn. 'zeevis van het geslacht Thunnus'
categorie:
leenwoord
Mnl tonijn [kort voor 1400; MNHWS].
Ontleend aan Oudfrans tonine 'tonijn' [eind 11e eeuw; TLF] (Nieuwfrans thonine 'kleine tonijnsoort'), verkleinwoord van het pas laat geattesteerde Frans thon [1393; FEW], al dan niet via Provençaals ton 'tonijn', ontleend aan Latijn thunnus, thynnus 'tonijn', een ontlening van Grieks thúnnos 'id.', dat uit het Middellandse Zeegebied stamt, mogelijk van Fenicische oorsprong is en verwant is met Hebreeuws tannīn 'zeemonster'.
Fries: tonyn


  naar boven