1.   sperma zn. 'mannelijk zaad'
categorie:
leenwoord
Mnl. sperma 'mannelijk zaadvocht' in Sperma es een deel bloet, dat altoos uutwaden moet 'sperma is een hoeveelheid lichaamsvocht die telkens uit het lichaam moet vloeien' [1350; MNW waden], Hevet een wijf sperma inne 'als een vrouw sperma in zich heeft' [1405; MNW dunne].
Internationale geleerde ontlening aan Laatlatijn sperma, dat zelf ontleend is aan Grieks spérma 'zaad', een afleiding van speírein 'zaaien' < pie. *sper- 'strooien' (LIV 580). Zie ook spore en sporadisch.
Fries: sperma


  naar boven