1.   lengte zn. 'langheid'
categorie:
geleed woord
Mnl. lengede, lingede in van eere lingden .ii1/2. bunre 'met een lengte van tweeënhalve bunder' [1285; CG I], die lencde ende die breide 'de lengte en de breedte' [eind 14e eeuw; MNW], dan die lencte ende die breete [1458; MNW-P], lengte [1477; MNW-P].
Afleiding van lang met hetzelfde achtervoegsel als in diepte. Dit achtervoegsel heeft hier de umlaut -a- > -e- veroorzaakt.
Mnd. lengede, lengde; mhd. lengede; ofri. lendze, leng(e)te, langte (nfri. lingte, langte); oe. lengð (ne. length); on. lengd (nzw. längd); < pgm. *lang-idō- 'lengte'. Daarnaast met een ander achtervoegsel pgm. *lang-ī(n)- 'lengte', waaruit: mnl. lenghe; mnd. lenge; ohd. lengī (nhd. Länge); ofri. lentze; oe. lengo; got. laggei.
Fries: lingte, langte


  naar boven