1.   groente zn. 'plantaardig voedsel'
categorie:
geleed woord
Vnnl. die groente des hoys 'de groene kleur van het gemaaide gras' [voor 1550; WNT], om warremes ofte groentte te plucken 'om warmoes of groente te plukken' [1628; WNT warmoes], kreuckel bos en ander groente 'kreupelhout en ander groen gewas' [1658; WNT], bladeloos en zonder groente 'zonder blad en zonder groen loof' [1671; WNT], gelyck de osse de groente des velts opleckt 'zoals de os het groen van het veld met de tong naar binnen werkt' [1688; WNT]; nnl. 'groen eetbaar gewas' in fruyten en groente 'vruchten en groente' [1721; WNT].
Afleiding met het achtervoegsel -te van groen; de betekenis ontwikkelde zich van 'groene kleur' en 'dat wat groen is' naar 'groen gewas' en 'eetbaar gewas, plantaardig voedsel'.
Oostfries grönte 'wat groen is, grasperk, groente', nfri. griente 'groente'.
Een oudere afleiding met dezelfde betekenis is groensel, zie groen.


  naar boven