1.   gepeupel zn. 'het gewone volk'
categorie:
geleed woord, leenwoord
Vnnl. eerst in de vorm ghepuffel 'gewone volk, rapaille' [1562; Kil.], dan ghepuffel, ghepopel 'volk, gewoon volk' [1599; Kil.], dan gepeupel, in van wiens seer hooghe lof 't ghepeupel lang sal roemen 'van wiens grote glorie het volk nog lang zal roemen' [1615; WNT lof I], gepeupel 'gespuis' [1644; WNT]. In het vnnl. ook zonder het voorvoegsel ge-, in de spelling peupel in derm peupel 'het arme gewone volk' [1548; WNT]; in de vorm popel reeds in het mnl. in ende tpopel riep ende gebard oft die porte breken soude 'en het volk schreeuwde en gedroeg zich of ze de poort wilden openbreken' [1315-35; MNW-R]; vnnl. popel 'volk, gewone volk' [1599; Kil.].
Afleiding met het voorvoegsel ge- in collectieve betekenis (sub c) van Vroegnnieuwnederlands peupel, ontleend aan Frans peuple 'volk' [poblo 842; Rey], ontwikkeld uit Latijn populus 'volk', zie populair. Mnl. popel en vnnl. gepopel kunnen zijn beïnvloed door Latijn populus, maar kunnen ook spellingvarianten zijn. Vnnl. gepuffel is beinvloed door Middelhoogduits gepüfel, gepöfel 'id.' en werd ook speciaal gebruikt "om het talrijke Duitsche volkje te Antwerpen, Amsterdam en elders schimpend aan te duiden" (WNT).
In het oude Rome stond populus 'het volk' naast senātus 'de senaat, de raad der ouden', zie senaat, en plēbēs, plēbs 'het lage volk', zie plebs, of vulgus 'het gewone volk', zie vulgair. In de keizertijd, toen het gevoel voor de oude verhoudingen verdween, kreeg populus dezelfde betekenis als plēbs, 'het mindere volk, de lagere klassen', maar het bleef daarnaast buiten de politiek de algemene betekenis 'het volk, het algemene publiek' houden. Deze beide aspecten zijn ontleend in het Oudfrans en via het Frans in het oudere Nederlands. Met de toevoeging van het collectieve voorvoegsel ge- is de betekenis 'de grote hoop van het volk' geworden en zo uiteindelijk beperkt tot 'het lage volk, het grauw' en 'gespuis'.
Fries: -


  naar boven