1.   gehemelte zn. 'bovenwand van de mondholte'
categorie:
geleed woord
Vnnl. ghehemelte 'id.' [1514; MNW].
Collectiefafleiding met ge-te van hemel in de figuurlijke betekenis 'gewelfd dak'.
Germaanse equivalenten zijn er alleen in het Duits: ohd. gehimilzi 'zoldering' (mhd. gihimelze).
verhemelte zn. 'gehemelte'. Vnnl. verhemelt des mondts [1573; Thes.]. Eerder al in de betekenis 'zoldering, plafond' in van 2 lb carsen, daer die timmermanne bi wrochten onder tferhemelte '2 pond kaarsen, waarbij (= bij het licht waarvan) de timmermannen onder de overkapping werkten' [1339-45; MNW]. Afleiding van het bn. mnl. verhemelt 'voorzien van een gewelf, zoldering of plafond', eigenlijk het verl.deelw. van verhemelen 'van een gewelf, zoldering of plafond voorzien'. Een ouder en daardoor bekender woord dan gehemelte, vandaar dat het de betekenis van dat laatste kon overnemen. De historische betekenis van verhemelte is niet meer gangbaar; beide woorden zijn nu synoniem.


  naar boven