1.   geboorte zn. 'het geboren worden'
categorie:
geleed woord
Mnl. geborde 'geboorte, het geboren worden' en gebort 'geboorte, nageslacht' [beide 1240; Bern.], gheborte 'geboorte' [1257; CG I, 68].
Afleiding van geboren. De Middelnederlandse vorm is gebo(o)rde (met rekking van de klinker voor r + dentaal). In die fase treedt suffixsubstitutie op: het achtervoegsel dat bij afleidingen van werkwoorden hoort (-de < pgm. *-di/þi-) wordt gezien als het achtervoegsel dat bij afleidingen van adjectieven hoort (-(e)de (later -te) < pgm. *-iþō/idō-), zoals dat voorkomt in hoogte, diepte.
Voorbeelden van andere woorden met dezelfde suffixsubstitutie zijn begeerte, beroerte en schaamte.
Os. giburd 'geboorte; lot' (mnd. gebort), ohd. giburt (nhd. Geburt); ofri. berthe, berd (nfri. geboarte, in samenstellingen ook bert-), oe. gebyrd (ne. birth < on.); on. burðr, byrd (nzw. börd); got. gabaúrþs < pgm. *ga-bur-di- 'geboorte', afleiding met grammatische wisseling in het achtervoegsel (die in Gotisch gabaūrþs is teruggedraaid) bij het ww. pgm. *beran 'dragen', zie baren.
Verwant met Latijn fors (genitief fortis) 'lot'; Sanskrit bhrtís 'het dragen, onderhoud'; Avestisch bərətis 'het dragen'; Oudiers breth, brith (datief) 'geboorte'; Armeens bard 'stapel'; < pie. *bhr-ti- 'het dragen', afgeleid van pie. *bher- 'dragen' (IEW 128).
geboortig bn. 'geboren (te, in)'. Mnl. gebordeg 'van geboorte' [1240; Bern.], vier gheborteghe poorteren 'vier geboren (= niet later geworden) poorters' [1460-80; MNW-P]; nnl. geboortig 'van geboorte afkomstig uit' in geboortig uit eenen edelen stam [1710; WNT], geboortig uit Parijs [1710; WNT]. Afleiding van geboorte met het achtervoegsel -ig.


  naar boven