1.   gebergte zn. 'groep van bergen'
categorie:
geleed woord
Onl. gebergi 'gebergte' [ca. 1100; Will.]; mnl. gheber(e)chte 'hoogland, gebergte' [1285; CG II, Rijmb.], op desside sgeberghs 'aan deze zijde van het gebergte' [1368; MNW geberge], dus quam hi ouer dat gheberge 'zo kwam hij over de bergen' [1450-1500; MNW-R]; vnnl. gheberchte 'bergen' [1526; WNT volk], een zeer hooge gheberchte 'een hoge bergformatie' [1584; WNT voyagier], gheberghte [1599; Kil.].
Collectiefafleiding van berg met ge-te, in het Middelnederlands nog concurrerend met een oudere afleiding met ge-e.
Os. gebirgio, gebirgi 'verzameling bergen' (mnd. gebergete, geberchte); ohd. gibirgi 'groep bergen' (nhd. Gebirge).


  naar boven