1.   misschien bw. 'mogeljk, wellicht'
categorie:
verkorting
Mnl. maschien, meschien 'mogelijk, wellicht' in degone die meschien noch bi hars selues quatheiden uan desen hus sceden sullen 'degenen die mogelijk nog door hun eigen verdorvenheid uit dit huis weg zullen gaan' [1236; VMNW], maschin [1240; Bern.]; vnnl. misscien [1532; iWNT zalf].
Verkorting van (het) mach schien '(het) kan gebeuren', dus met de presensstam (3e persoon enkelvoud) van mogen en het werkwoord mnl. schien 'gebeuren', zie geschieden. De medeklinkercluster -chsch- werd geassimileerd tot -ssch-; de klinker in de eerste lettergreep is onbeklemtoond en toonde daardoor variatie in de spelling: mnl. mas-, mes- en uiteindelijk mis-, wellicht onder invloed van het homoniem misschien 'gebeuren (van ongelukkige voorvallen)', waarin de eerste lettergreep het voorvoegsel mis- is. De huidige vorm misschien werd pas in de 17e eeuw algemeen en de uitspraak met /mis-/ is een spellinguitspraak.
Vergelijkbare constructie met dezelfde betekenis zijn mnl. machlichte 'misschien', letterlijk '(het) kan gemakkelijk' [1287; VMNW] en nnl. (het) kan zijn (dat zonder onderwerp kan voorkomen). In andere talen bijv. Duits es mag sein, Engels maybe (naast verouderd mayhap, mayhappen), Deens måske (met dezelfde etymologie als het Nederlands), Zweeds kanske (uit 'kan geschieden'), Frans peut-être, Russisch móžet byt'. Leenvertaling uit het Frans (Muller 1920) hoeft dus voor het Nederlandse woord niet aangenomen te worden.
Literatuur: J.W. Muller (1920), 'Over ware en schijnbare gallicismen in het Middelnederlandsch', in: NTg 14, 1-19 en 65-78, hier 65 en 68
Fries: miskien < ndl.


  naar boven