1.   motor zn. 'machine die energie omzet in beweging'
categorie:
leenwoord
Nnl. motor 'machine die beweging levert' [1878; Winkler Prins], een petroleum motor van zes paardekrachten [1892; Krantenarchief Eemland], ook overdrachtelijk in die daad moet de motor zijn die de vrouwenbeweging een enormen stoot voorwaarts geeft [1897; Krantenarchief Eemland].
Ontleend aan Engels motor 'toestel dat energie omzet in beweging' [1856; OED], eerder al 'veroorzaker van beweging, drijvende kracht' [1568; OED], ontleend aan Latijn mōtor 'beweger', afleiding van movēre (verl.deelw. mōtus) 'bewegen, in beweging brengen'; zie ook mobiel 1, motie, motief. De betekenis 'toestel dat energie omzet in beweging' heeft het Engels mogelijk zelfstandig ontwikkeld, maar een andere mogelijkheid is betekenisontlening aan Frans moteur, dat ook teruggaat op Latijn mōtor, en dat reeds in 1744 is geattesteerd in de betekenis 'toestel dat beweging levert' [TLF]. Een derde mogelijkheid (Kluge) is betekenisontlening aan Italiaans motore 'id.' [1869; DELI], eerder al in het mv. motori 'opwekkers van elektriciteit', letterlijk 'bewegers' [1792; Kluge], dat ook teruggaat op Latijn mōtor.
Latijn movēre is verwant met Sanskrit mī́vati 'bewegen, duwen', kā́ma-mūta- 'door verlangen bewogen'; Oudkerkslavisch myti 'wassen' (Russisch myt'); bij de wortel pie. *mieuh1- 'heen en weer bewegen' (LIV 445). Hierbij misschien ook Litouws máuti 'aanschuiven (bijv. een ring aan de vinger); aandoen' (< *mouH-), zie mouw.
In 1792 ontdekte de Italiaanse natuurkundige Allessandro Volta (1745-1827) dat twee metalen bij contact elektriciteit deden ontstaan, die voor beweging zorgde. Hij noemde deze metalen motori 'bewegers' en bedacht ook de verbinding motori di elletricità, later elettromotori 'opwekker(s) van elektriciteit', een naam die hij gaf aan de zogeheten zuil van Volta (1800), in feite de eerste batterij. Al spoedig werd ook het enkelvoud motore gebruikt.
Fries: motor


  naar boven