1.   til zn. 'duivenhok'
Vnnl. Duivetil 'duivenhok' [1650; iWNT duif], i.h.b. 'valdeurtje van een duivenhok, waardoor duiven wel erin, maar niet zelf eruit kunnen', overdrachtelijk in Trijn, pas wat op je Til '..., wees op je hoede' [1653; iWNT], til "slag van een duiven hok" [1701; Marin NF].
Mogelijk de Friese vorm van deel 2 'plank' (MNW, Toll.). Dat woord betekent zowel 'plank over de sloot', dus 'houten bruggetje', als 'plank waar duiven op zitten', dus 'duivenverblijfplaats'. WNT twijfelt echter aan de identiteit van beide woorden op grond van de verschillende geografische verbreiding.
Als 'valdeurtje van een duivenhok' de oorspr. betekenis is, is deze etymologie zeer onwaarschijnlijk. Men moet dan eerder denken aan een concrete betekenisoverdracht van til 'het tillen' bij het werkwoord tillen (zoals val 2 'valstrik' bij vallen), omdat de duif zo'n deurtje aan de buitenkant zelf kan optillen.
Waarschijnlijk de Friese vorm van deel 2 'plank' (MNW, Toll.). Dat woord betekent zowel 'plank over de sloot', dus 'houten bruggetje', als 'plank waar duiven op zitten', dus 'duivenverblijfplaats'. WNT twijfelt echter aan de identiteit van beide woorden op grond van de verschillende geografische verbreiding.
Als 'valdeurtje van een duivenhok' de oorspr. betekenis is, is deze etymologie minder waarschijnlijk. Daarom wordt ook wel gedacht aan een concrete betekenisoverdracht van til 'het tillen' bij het werkwoord tillen (zoals val 2 'valstrik' bij vallen), wat dan zou verwijzen naar het feit dat de duif zo'n deurtje aan de buitenkant zelf zou optillen. Deze verklaring is echter onwaarschijnlijk omdat het deurtje door de duif niet wordt opgetild maar opengeduwd.
De uitdrukking in til zijn "in de weer zijn" [1573; Thes.] is mogelijk gevormd bij til 'duivenhok', verwijzend naar de drukte in zo'n hok. De betekenis en de vorm zijn in de loop van de tijd enigszins gewijzigd: in til zijn 'plaatsvinden, aan de gang zijn' in Al 't Tweedrachts geschille, Dat mach zijn in tille 'alle onenigheden die er kunnen plaatsvinden' [1616; iWNT til III], in til zijn 'in aantocht zijn, te verwachten zijn' in Dat'er onweer was in til [1634; iWNT til III], en ten slotte de nog steeds gebruikelijke uitdrukking op til zijn 'id.' in sulks er gewis ietwes van gewigts ... op til was 'omdat er zeker iets belangrijks stond te gebeuren' [1781; iWNT til III].
Fries: tille


  naar boven