1.   droog bn. 'niet nat'
categorie:
substraatwoord
Onl. mit drugon fuozen 'met droge voeten' [1100; Will.]; mnl. droge 'droog' [1240; Bern.].
Vermoedelijk betekent het woord 'waaruit het water is weggesijpeld'; het hoort bij een pgm. wortel die beperkt is tot het Noordzee-Germaans. Meer landinwaarts werden vormen van een mogelijk verwante pgm. wortel gebruikt, die ook in het Middelnederlands verschijnt als drocken, drucken 'droog' [1477; Teuth.]. De verhouding tussen beide wortels is niet duidelijk. Gezien de beperkte verspreiding en het betekenisveld kan aan een substraatwoord gedacht worden.
Mnd. droge, druge 'droog'; < pgm. *draugi- 'droog'. Daarnaast ook oe. dryge 'droog' (ne. dry), mnl. drughe, drueghe; < pgm. *drūgi- met dezelfde betekenis; de vorm in Will. hoort hier vermoedelijk bij. Bij deze Noordzee-Germaanse wortels *draug-, *drug- vermoedelijk ook oe. drēahnian 'doorsijpelen'; mnd. drōg 'fijne zeef', drōgen 'zeven'. Verder landinwaarts zijn mogelijk verwant ohd. truckan 'droog, dorstig' (> nhd. trocken 'droog'), os. drokno 'droog', druknian 'drogen'; < pgm. *drukn-.
drogen ww. 'droog maken'. Mnl. drogen 'drogen' [1240; Bern.], (verbogen infinitief) te droghene 'te drogen' [1277; CG I,364]. Afleiding van droog.
Literatuur: J. Verdam (1884) 'Druugh (druigh)', in: TNTL 4, 205-8; N. van Wijk (1913) 'Mnl. drughe "droog"', in: TNTL 32, 184-7; Willy Krogmann (1937) Die Heimatfrage des Heliand im Lichte des Wortschatzes, Wismar, 22-33; Willy Sanders (1970) "Der altniederländische 'Leidener Williram'. Eine präkursorische Skizze", in: Festschrift für William Foerste (Niederdeutsche Studien 18), Köln-Wien, 412-23; Heidermanns 157-58, 162-63


  naar boven