1.   hacker zn. 'computerkraker'
categorie:
leenwoord
Nnl. hacker 'iemand die inbreekt op computers' [1985; De Coster 1999].
Ontleend aan Amerikaans-Engels hacker 'id.' [1983; OED], formeel een nomen agentis bij het werkwoord hack 'hakken', verwant met hakken. Men moet daarbij denken aan een overdrachtelijke toepassing van 'zich door hakken een weg banen door (bijv. dichte begroeiing)'.


  naar boven