1.   haberdoedas zn. (NN) 'klap, stomp'
categorie:
leenwoord
Vnnl. haberdas 'pak aan!' als tussenwerpsel in haberdas raek, slae de gaudief doodt! [1645; WNT], als zn. 'oorvijg' in nnl. ymand een haberdas geven [1726; WNT]; daarna op zijn haberdoedas krijgen [1858; Harrebomée]. Daarnaast ook haverdas, haberdoedas, haverdoedas, labberdas, labberdoedas, etc. Een zeer oude attestatie van een zn. haverdas in beter eenen haverdas dan thiene 'beter één klap dan tien' [1568; Lievevrouw-Coopman].
Deze woorden worden meestal in verband gebracht met een Duitse woordgroep (hab'er das, hab'du das, habt ihr das). In het Duits werd er vroeger wel als tweede persoon enkelvoud gebruikt, minachtend, tegen ondergeschikten etc., bijv. in scher'er sich zum Teufel! 'loop jij naar de duivel, donder op'. Duits hab er das! 'pak aan!' (met de gebiedende wijs van haben 'hebben') kan dus een minachtende uitroep zijn bij het geven van een mep. Alle overige vormen zijn affectieve pseudo-Duitse verbasteringen.


  naar boven