1.   vernis zn. 'doorzichtige lak'
categorie:
leenwoord
Mnl. van vernisse 'van vernis' [1336; MNW schorse], Lootwit, meny, ... parijs root, vernis van glasse 'loodwit, menie, Parijs-rood, vernis van glas' [1449; MNW].
Ontleend aan Frans vernis 'beschermingslaag op basis van hars' [ca. 1265; Rey], eerder al verniz 'id.' [ca. 1131; Rey], waarvan de oorsprong niet geheel duidelijk is. Meestal wordt aangenomen dat het woord ontleend is, mogelijk via Italiaans vernice 'id.' [voor 1294; DELI], aan een middeleeuws Latijns woord als veronice 'welriekende hars' [8e eeuw; DELI], een ontlening van Laatgrieks beroníkē of bereníkē 'harsboom' en wellicht 'hars' (in het middeleeuws Grieks werd de b- als /v/ uitgesproken). Mogelijk zijn deze woorden ontleend aan de naam van de havenstad waar de hars vandaan zou komen: Berenikē (nu Benghazi in Libië), genoemd naar de Egyptische koningin Berenīkē II (3e eeuw v. Chr.).
Fries: vergnisje, opgnisje 'versieren, opschikken'


  naar boven