1.   oorworm zn. 'insect uit de orde der Dermaptera'
categorie:
geleed woord
Mnl. orworm 'id.' in die bitterheit doodt die wormen. siint orwormen. lusen of vloyen 'het bittere sap doodt de insecten, of het oorwurmen, luizen of vlooien zijn' [1351; MNW-P]; nnl. oorworm. Daarnaast komt ook de nevenvorm oorwurm veel voor.
Samenstelling uit oor en worm, dat vroeger de algemene betekenis 'insect' had.
Vergelijkbare samenstellingen zijn Duits Ohrwurm, Fries earkrûper, Engels earwig, Deens ørentvist en buiten het Germaans bijv. Frans perce-oreille. Men schrijft deze woorden toe aan het oude volksgeloof dat insecten graag in menselijke oren kruipen en daar schade aanrichten.
Literatuur: M. Philippa (2005), 'Over wormen', in Over Taal 44, 22
Fries: -


  naar boven