1.   fleer zn. 'klap, oorvijg'
categorie:
klankwoord, etymologie onduidelijk
Vnnl. flere 'klap, mep' [1599; Kil.]. Andere gewestelijke en/of verouderde betekenissen van dit woord zijn: mnl. flocke-flere 'vleier, slijmbal' [1481; MNW], hierbij het ww. vnnl. fleren 'talmen' [1548; WNT Aanv.], fleeren 'vleien' [1626; WNT Aanv.]. Vnnl. flere 'luie en lelijke meid' [1599; Kil.]; Zuid-Nederlands flere 'snijwond' [WNT]. Het woord is ook als bn. bekend in dialecten: Maastricht fleer 'slap, waterig', Roermond fleer 'zwak, onsolide'.
Herkomst onduidelijk. De betekenissen van dit woord en van de mogelijk verwante Germaanse woorden lopen zo uiteen dat het moeilijk is een gemeenschappelijke oorsprong vast te stellen. In de betekenis 'klap' wellicht een klankexpressief woord met grondbetekenis 'heen- en weergaan' (Hoptman 2000).
Verwant zijn wellicht: mhd. vlarre, vlerre 'brede wond', ndd. flarre, flirre, Oost-Fries flarre, flār 'breed, plat voorwerp'; nfri. flear 'vuile plek in langgerekte vorm'; daarnaast met -s: nnl. flaers 'slons, slet' [1620; WNT], dialectisch ook fleers en flers; nnl. flars 'flard' [1642; WNT], zie met -d- ook flard.
Wellicht ontwikkeld uit pgm. *flazi of *flazja. Hiervan is de stam *flas-, zoals in on. flasa 'dunne schijf; splinter' (dialectisch Noors flasa 'los afhangende lap van de schors', flasa 'afsplinteren', dialectisch Zweeds flasa 'afschillen').
Literatuur: Hoptman 2000; Schönfeld par. 50, opm. 1
Fries: flear


  naar boven