1.   munitie zn. 'schietbenodigdheden'
categorie:
leenwoord
Vnnl. munitie 'benodigdheid' in munitien van oorloghe 'krijgsbenodigdheden' [1551; WNT], 'schietvoorraad' in geschut ... polver ende munitie 'geschut, kruit en munitie' [1641; WNT vuur I].
Ontleend aan Frans munition 'projectielen, schietbenodigdheden' [1553; TLF] en 'mondvoorraad' [1532; TLF], eerder al 'verdedigingswerk' [14e eeuw; TLF], dat ontleend is aan middeleeuws Latijn munitio 'uitrusting van een schip' [1198; TLF] en 'mondvoorraad' [1180; TLF], uit klassiek Latijn mūnītiō 'verdedigingswerk, bescherming', een afleiding van mūnīre 'versterken', afleiding van moenia 'versterkte muren', verwant met mūrus 'muur', zie muur 1. Munitie is dus oorspronkelijk 'dat wat men nodig heeft bij de verdediging' en vandaar 'krijgsbenodigdheden'.
Munitie is vooral in de 18e eeuw minder gebruikt dan de vrijwel even oude variant ammunitie, zie hieronder; beide woorden worden tegenwoordig naast elkaar gebruikt zonder wezenlijk betekenisverschil, hoewel ammunitie verouderend is.
ammunitie zn. 'schietvoorraad'. Vnnl. ammonicie 'schiettuig' in door faute victuaille ende cruijt van ammonicie 'door gebrek aan proviand en kruit voor schiettuig' [1576; Schulten 1966], 'schietvoorraad' in viures ende ammunitie 'proviand en munitie' [1579; WNT]. Samenstelling vnnl. amonitiebrood 'legerbrood, commiesbrood' [1633; Stall. I, 89]. Eveneens ontleend aan verouderd Frans amunition, ammunition, een nevenvorm van munition, die wrsch. ontstaan is door onjuiste woordscheiding van la munition. Een andere mogelijkheid is dat Frans amunition teruggaat op middeleeuws Latijn admunitio 'fortificatie, versterking', letterlijk 'middel tot verdediging', gevormd met het voorvoegsel ad- 'tot' uit Latijn mūnītiō 'verdediging', zie hierboven.
Fries: munysje ◆ ammunysje


  naar boven