1.   empirisch zn. 'op ervaring berustend'
categorie:
leenwoord
Nnl. empyrische middelen [1789; WNT Aanv.], empirisch onderzoek [1835; WNT Aanv.].
Via Duits empirisch 'id.' [16e eeuw; Pfeifer] of Frans empirique 'id.' [1314; Rey] (met vervanging van het achtervoegsel door -isch) ontleend aan Latijn empiricus 'de ervaring volgend (gezegd van geneesheren)' < Grieks empeirikós 'ervaren', als zn. 'geneesheer op grond van ervaring (in contrast met hen die vanuit de theorie handelen)', afleiding van het bn. émpeiros 'ervaren, kundig', gevormd uit en- 'in-' (zie energie) en peĩra 'proef, ervaring', zie per.
empirie zn. 'ervaring uit de praktijk'. Nnl. empirie 'id.' [1824; WNT Aanv.]. Terugvorming bij het bn. empirisch, naar analogie van andere woordparen op -isch/-ie (bijv. calorisch/calorie), wellicht onder invloed van Duits Empirie [midden 18e eeuw; Pfeifer] < Laatlatijn empīria 'id.' < Grieks empeiríā 'id., in het bijzonder met betrekking tot bovengenoemde empirische geneesheren', bij émpeiros.


  naar boven