1.   pond zn. 'gewicht; munteenheid'
categorie:
leenwoord
Mnl. pond, pont 'munteenheid' in sesteh pont (een boete van) 'zestig pond' [1237; VMNW], 'gewicht' in 1 pont te licht [1277; VMNW], ghewichte tote Sestich ponden [1282; VMNW]; vnnl. pondsterlincks (met de aantekening 'Engels') 'pond sterling, "negen gulden"' [1599; Kil.].
Zeer vroege Germaanse ontlening aan Latijn pondō 'pond', oorspr. in lībra pondō 'een pond aan gewicht', van lībra 'Romeins pond', zie liter, en pondus 'gewicht', verwant met pendere 'doen hangen (aan de weegschaal)', zie pendant. Van een pond zilver werd in de middeleeuwen in een groot aantal Europese landen een vast aantal penningen gemaakt, waardoor pond naast een gewichtseenheid ook een munteenheid werd; behalve in Engeland is het pond nog de naam voor de munteenheid van o.a. Cyprus, Egypte, Libanon en Syrië.
Fries: pûn


  naar boven