1.   betrachten 'nastreven, zich houden aan (een verplichting of voorschrift)'
categorie:
geleed woord, leenbetekenis
Mnl. betrachten 'waarnemen, zien', bijv. in eyn ontegenwordich dynck betrachten 'iets dat niet aanwezig is zien, ofwel: zich iets voorstellen' [1477; MNW ontegenwoordich]; vnnl. betrachten 'overwegen, beschouwen; behartigen' [1573; Thes.], 'werk van iets maken, behartigen, trachten te verwerven' [1614; WNT], betraghten zijn gebod 'werk maken van, zich houden aan zijn gebod' [ca. 1620; WNT].
Afleiding met be- van het werkwoord trachten. De oude betekenis is 'waarnemen'; de Vroegnieuwnederlandse betekenis kan, bijv. ten tijde van de Moderne Devotie, ontleend zijn aan het Duits.
Mnd. betrachten 'overwegen' (> ozw., nzw. betrakta 'beschouwen'), ohd. bitrahtōn en bitrahten (8e eeuw) 'overwegen' (mhd. betrachten 'overwegen', nhd. betrachten 'beschouwen, overdenken'); nfri. betrachtsje 'betrachten, nakomen'.
Fries: betrachtsje


  naar boven