1.   diabolo zn. 'speelgoed van dubbele kegel op een koord'
categorie:
leenwoord
Nnl. in diabolospel [1912; Kramers], diabolo [1914; WNT Aanv.].
Ontleend, maar onduidelijk aan welke taal: Frans diabolo [1906; Rey], Engels diabolo [1907; OED] uit Italiaans diabolo, letterlijk 'duivel', zie duivel.
De diabolo is afkomstig uit China. Europeanen die deze en soortgelijke attributen in het begin van de 19e eeuw naar het Westen brachten, hebben met hun naamgeving wellicht een woordspeling willen maken, omdat Grieks diabállō (in de 1e persoon ev.) zowel 'omverwerpen' als 'belasteren' betekent, en in die laatste betekenis tot de afleiding Grieks diábolos 'duivel' heeft geleid en daarmee tot bovengenoemde woorden voor 'duivel' en tot Nederlands duivel zelf. Al in 1835 wordt in het Frans de spelnaam jeu de diable gebruikt. Dat de huidige vorm begin 20e eeuw ineens in meerdere talen tegelijk in de woordenboeken verschijnt, heeft te maken met een diabolorage in die periode.
Fries: 300


  naar boven