1.   balts zn. 'paringsritueel van de mannetjes van bepaalde vogel- en vissoorten'
categorie:
leenwoord
Nnl. balts [1938; WNT Aanv.].
Ontleend aan Duits Balz 'id.' < mhd. balz [14e eeuw] < middeleeuws Latijn ballatio 'dans', afgeleid van Latijn ballāre 'dansen', zie bal 2.
Het woord komt verder nergens voor en had bovendien in het Middelhoogduits variaties falz en pfalz, wat het etymologiseren lange tijd bemoeilijkte. Omdat een balts in de eerste plaats slaat op de dansbewegingen op de grond van bepaalde hoendersoorten, en niet zozeer op vliegbewegingen of zang, stelt Venneman (2001) de ontlening aan middeleeuws Latijn ballatio voor. De beginklankvariaties verklaart hij aan de hand van de vormvarianten middeleeuws Latijn vallatio en pallacio, bij de laatste met aanpassing aan het Hoogduitse klanksysteem, waarin geen p- meer bestond.
Bij uitbreiding wordt de term ook wel gebruikt voor het (vogel)paringsritueel in het algemeen en in het bijzonder ook met betrekking tot vissen.
baltsen 'tot paring lokken'. Nnl. in baltsende kemphaantjes [1938; WNT Aanv.]. Ontleend aan Duits balzen 'id.'.
Literatuur: T. Vennemann (2001) 'Zur Etymologie von dt. Balz' in Sprachwissenschaft 26, 425-432


  naar boven