1.   slachtoffer zn. 'door ongeluk getroffen persoon'
categorie:
geleed woord
Vnnl. slachoffer, slachtoffer 'offerdier dat geslacht wordt' in een sachtmoedich lam dat gedragen wort totten slachoffer [midden 16e eeuw; MNW], Het bloedt onzes Heeren Christi (die een slachtoffer voor ons arme zondaers gheworden is) [1557; iWNT], slachoffer 'id.' [1573; Thes.]; nnl. slachtoffer, slagtoffer 'door ongeluk getroffen persoon' in slagtoffers ... van de verhaesting der Inënters 'slachtoffers van het overijld te werk gaan van degenen die de inentingen gaven' [1754; iWNT verhaasting].
Samenstelling van slacht 'het doden', zie slachten, en offer, zie offeren.
Oorspr. was dit een doorzichtige samenstelling: een slachtoffer was een dier dat men offerde door het met een mes te doden, in tegenstelling tot een brandoffer 'stoffelijk voorwerp dat geofferd wordt doordat het verbrand wordt'. Uit de oorspr. letterlijke betekenis ontstond vervolgens de overdrachtelijke betekenis 'door ongeluk getroffen persoon'.
Fries: slachtoffer


  naar boven