1.   slabakken ww. 'treuzelen', (BN) 'kwijnen'
categorie:
geleed woord, betekenisverschil België/Nederland
Vnnl. slabacken 'verslappen' in begonste te faylgieren ende te slabackene 'begon te bezwijken en te verslappen' [1562-92; MNW], slabbacken, slappacken 'id.' [1599; Kil.].
Herkomst onzeker. Waarschijnlijk een afleiding van slap met mogelijk beïnvloeding van mnl. slacken 'slap of los worden of maken', een nevenvorm van mnl. slaken 'id.', dat is afgeleid van het bn. slac 'slap', zie slaken. Afleiding van een niet-geattesteerd werkwoord *slabben 'verslappen' (slabben is alleen bekend in de betekenis 'slobberen, kwijlen, morsen') met een achtervoegsel als in hinniken (Verdam 1897) is onwaarschijnlijk.
Literatuur: J. Verdam (1897), 'Over werkwoorden op -ken en -iken (-eken)', in: TNTL 16, 175-211, hier 206
Fries: -


  naar boven