Gezocht op:
trefwoord: ""
en categorie: "leenvertaling"

141 tot 150 van 196

1 | 11 | 21 | 31 | 41 | 51 | 61 | 71 | 81 | 91 | 101 | 111 | 121 | 131 | 141 | 151 | 161 | 171 | 181 | 191

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >

Index:



kalmeren
kalmte
kalot
kam
kameel
kameleon
kamelot
kamenier
kamer
kameraad

kamerbreed

kamfer
kamikaze
kamille
kammen
kamp 1
kamp 2
kamp 3
kampanje
kampen
kamperen


141.   kamerbreed bn. 'zo breed als een kamer'
categorie:
leenvertaling, geleed woord
Nnl. ...bedekking voor een geheel vloeroppervlak, gelegd als ... aan elkaar genaaide banen, of kamerbreed in één baan [1968; Mengelberg, 479], kamerbrede plafondplaten [1969; WNT Aanv.], in de politiek kamerbreed 'betreffende, in of door de gehele Tweede Kamer', in die motie is toch wel kamerbreed aangenomen, een kamerbrede meerderheid [1981; Moerdijk 1985, 96].
Gevormd uit kamer en breed, als vertaling van Engels broadloom 'kamerbreed, zeer breed', letterlijk '(op een) breed getouw (geweven)', aanvankelijk in de vaste verbinding broadloom carpet [1925; OED].
De opkomst van kamerbreed tapijt en een poging tot invoering van een Nederlands woord worden geïllustreerd door het volgende citaat over vezelige vloerbedekking: De laatste jaren heeft men zeer grote breedten, 3,70 m tot 4,50 m die onder namen als 'broadloom', 'plint-tot-plint' e.d.worden geadverteerd [1966; Vollmar].
Literatuur: A. Moerdijk (1985), 'Het belang van neologismen voor de lexicale semantiek, "kamerbreed" geëtaleerd', in: TNTL 101, 93-109; H. Vollmar (1966), Nieuwe Prisma-huishoudencyclopedie, Utrecht, 17
Fries: keamerbreed
142.   kapsalon
categorie:
leenvertaling
Zie: kappen 2
143.   karottentrekker zn. (BN) 'veinzer, iemand die uitvluchten verzint om iets niet te hoeven doen'
categorie:
leenvertaling, alleen in België of Nederland, geleed woord
Nnl. carrottrecker van professie [1774; Lievevrouw-Coopman], carottentrekker 'fopper, bedrieger' [1899; WNT], vooral 'iemand die uitvluchten verzint om iets niet te hoeven doen, die met opzet een taak traag uitvoert of ziekte veinst' (Bakema 2003). Daarnaast bestaat ook de uitdrukking karottentrekken of eene karot trekken 'bedriegen' [1865-70; WNT].
Vertaling van Belgisch-Frans carottier, carotteur 'karottentrekker', naast de algemenere, standaard-Franse betekenis 'oplichter' [18e eeuw; Rey]. Het woord is een afleiding van carotte 'wortel', zie kroot, zoals dat voorkomt in de uitdrukking tirer une carotte (à quelqu'un) 'iemand oplichten' [1831; Rey], eerder al 'iemand uithoren en tot bekentenissen brengen' [1784; Rey]. BN karot of carot 'wortel, peen' is als simplex ongebruikelijk, behalve in de dialecten.
Voor de Franse uitdrukking zijn verscheidene verklaringen gegeven, o.a. het feit dat smokkelaars rollen (carottes) tabak over de grens brachten. Omdat in het Italiaans de uitdrukking pianter carota, letterlijk 'wortels planten' voorkomt in de betekenis 'liegen', is het waarschijnlijker dat het beeld refereert aan het feit dat in losse grond, een symbool voor lichtgelovigheid, de wortel heel goed gedijt en rijke oogsten oplevert.
144.   kathedraal zn. 'bisschopskerk'
categorie:
leenvertaling, verkorting
Mnl. Doemkerken van Utrecht, welc een cathedrael ende een hoiftkerke is '(de) Domkerk van Utrecht, die een kathedraal ofwel een hoofdkerk is' [1462; WNT]; vnnl. cathedrale kercken 'kathedrale kerken' [1510; WNT kathedraal I], canonisyen van de cathedralen 'kanunniksprebenden van de kathedralen' [1622; WNT Aanv. besogneeren].
Verkorting van de vaste verbinding cathedrale kerk 'kathedraal', leenvertaling van middeleeuws Latijn ecclesia cathedralis [936-73; Rey], letterlijk 'bij de bisschopszetel behorende kerk', waarin het bn. een afleiding is van cathedra '(bisschops)zetel', zie katheder.
Fries: katedraal
145.   kauwgom zn. 'gomachtig snoepgoed om op te kauwen'
categorie:
leenvertaling, geleed woord
Nnl. kauwgom 'snoepgoed gemaakt van gom van de Manilkara chicle' [1889; Groene Amsterdammer], kauw-gum [1920; NRC], kauw-gummi [1920; Vaderland], kauwgom [1929; Koenen].
Leenvertaling van Engels, oorspr. Amerikaans-Engels, chewing gum [1850; OED], voor het tweede lid zie gom 1.
Tot het tropische bomengeslacht Manilkara (ook wel Sapodilla geheten), dat zijn areaal voornamelijk in zuidelijk Noord-Amerika en Zuid-Amerika heeft, behoort ook de Surinaamse bolletrie, de M. bidentata. Kauwgom werd oorspr. van het natuurproduct van de M. chicle gemaakt, maar tegenwoordig wordt de meeste kauwgom gefabriceerd op basis van een petroleumderivaat.
De varianten kauwgom en kauwgum zijn zowel in Nederland als in België beide zeer gebruikelijk, maar kauwgom komt het meest voor.
Fries: kaugom
146.   klaproos zn. 'papaver (geslacht Papaver)'
categorie:
leenvertaling
Vnnl. Clapperroose 'klaproos' [1543; Fuchs], klap-roosen, klapper-roosen 'klaprozen' [1599; Kil.].
Leenvertaling van Duits Klapperrose [1542; Fuchs], gevormd uit Rose 'roos; bloem', zie roos 1, en de stam van klappern, frequentatief van het uit het Nederduits en Middenduits overgenomen werkwoord klappen 'een knallend geluid voortbrengen' en dus hetzelfde woord als Nederlands klapperen. In het Nederlands werd klapperroos verkort tot klaproos. Volgens de auteurs van 16e-eeuwse kruidenboeken berust de naam op het klappend geluid dat de bloemblaadjes maken wanneer men ze tussen de handen legt en erop slaat: de kindere ... legghen de bladeren tusschen haer handen, ... ende sij doen die clappen oft geluyt geven, ende daerom so heet dit cruyt Clapperroose [1543; Fuchs].
In het Duits is Klapperrose nog gewestelijk; de Hoogduitse standaardvorm is Klatschrose [17e eeuw; Pfeifer], bij het werkwoord klatschen 'een klappend geluid voortbrengen, kletsen'.
Fries: klaproas
147.   klein- voorv. 'van de generatie na de kinderen'
categorie:
leenvertaling
In samenstellingen zoon, dochter en kind: vnnl. kleynzoon [1661; WNT]; nnl. klein dogter [1760; WNT], kleinkind [1764; WNT], ook in niet meer gebruikelijke samenstellingen, bijv. klein-nigt [1785; WNT].
Leenvertaling (zie klein) van Frans petit(e)- in petit-fils 'kleinzoon', petite-fille 'kleindochter' [beide 13e eeuw; Rey] en petits-enfants 'kleinkinderen' [ca. 1555; Rey].
Oudere benamingen voor deze familierelatie waren bijv. mnl. soonssoon [ca. 1486; MNW], zoonskyndere, dochterkyndere [1425; MNW], kinderkint, kintskint. Voor een verdere graad van verwantschap gebruikt men achter: achterkleinkind [1784; WNT], naar Frans arrière-petit-enfant.
Fries: -
148.   koolraap
categorie:
geleed woord, leenvertaling
Zie: kool 1
149.   koppig bn. 'eigenzinnig, obstinaat'
categorie:
leenvertaling
Vnnl. zy zijn koppich als s' Paus muyl esels 'zij zijn zo koppig als de muilezels van de paus' [1601; WNT], koppigh, hoofdigh 'eigenzinnig' [1650; Hofman capricieux].
Leenvertaling van Frans têtu 'koppig', uit ouder testu 'id.' [1284; Rey], overdrachtelijke betekenis naast 'met een groot hoofd' [1237; Rey] (Nieuwfrans têtu), afgeleid van teste 'hoofd' (Nieuwfrans tête), zie test 1.
Een ander, maar verouderd woord met dezelfde betekenis en op dezelfde manier gevormd, is hoofdig bij hoofd.
Literatuur: F. de Tollenaere (2002) "Etymologica: Paling, Koppig", in: TNTL 119, 349-356
Fries: koppich
150.   kruiswoordraadsel zn. 'puzzel waarbij woorden horizontaal en verticaal in een vakjespatroon worden gezet'
categorie:
leenvertaling
Nnl. kruiswoordenpuzzle, woordenkruisspel, kruiswoord-puzzle, kruiswoordraadsel [1925; Verschuyl 2005, 56/59/61], in de woordenboeken eerst kruiswoordraadsel "crossword puzzle" [1926; Wolters EN], dan ook kruiswoordpuzzle [1950; Van Dale].
Leenvertaling van Engels crossword puzzle 'id.', samenstelling van cross 'kruis', word 'woord' en puzzle 'raadsel', zie kruis, woord en puzzel.
Het eerste kruiswoordraadsel als tijdverdrijf voor volwassenen stond als word-cross puzzle in de Amerikaanse krant New York World op 21 december 1913, maar al een maand later doopte men het om tot cross-word puzzle. De grote populariteit van het kruiswoordraadsel waaide in de jaren 1920 over naar Europa. In januari 1925 verschenen de eerste exemplaren in Nederlandse kranten, aanvankelijk nog onder diverse namen, maar al binnen enkele jaren raakten kruiswoordraadsel en kruiswoordpuzzle (later -puzzel) het meest ingeburgerd. Het woord kruiswoordpuzzle stond dichter bij het Engelse woord, maar kruiswoordraadsel werd nog lang als een betere vertaling beschouwd, omdat raadsel in de eerste helft van de 20e eeuw het gewone woord was voor 'denkpuzzel van welke aard dan ook'. Ook tegenwoordig worden beide varianten nog ongeveer even vaak gebruikt, naast de verkorte vorm kruiswoord.
Literatuur: H.J. Verschuyl (2005), Het geheim van de puzzel: geschiedenis van het puzzelen in Nederland, Utrecht, 55-61
Fries: krúswurdriedling

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven