121.   hervorming zn. 'ingrijpende vernieuwing'
categorie:
leenvertaling
Vnnl. hervorming 'herziening (van een vonnis)' [ca. 1645; WNT], 'ingrijpende vernieuwing' [1698; WNT]; nnl. in het bijzonder Hervorming 'door onder meer Luther en Calvijn geïnitieerde kerkelijke vernieuwing in de 16e eeuw, waaruit het protestantisme is ontstaan' [1717; Marin].
Leenvertaling van Latijn refōrmātiō 'verbetering, vernieuwing', uit re- 'weer opnieuw', zie her-, en fōrmātiō 'vorming', zie vormen.
Ouder is al het rechtstreeks ontleende synoniem reformatie, dat zowel in de algemene betekenis 'vernieuwing' als in de kerkelijke (protestante) betekenis werd gebruikt, maar in het hedendaagse Nederlands alleen nog in de kerkelijke. Hierbij behoorde het bn. gereformeerd, het synoniem daarvan was hervormd, zoals in hervormde of gereformeerde godsdienst [1717; Marin]. Deze synonymie verdween in de 19e eeuw. Mede naar aanleiding van het door koning Willem I in 1816 uitgevaardigde Algemeen Reglement ontstond namelijk binnen de gereformeerde kerk een langdurige strijd, die leidde tot diverse afsplitsingen. De belangrijkste stroming bleef de Nederlands Hervormde Kerk, terwijl de afgesplitste gemeenten zich gereformeerd noemden. In België, waar de Reformatie geen vaste voet aan de grond heeft gekregen, speelt deze differentiëring geen rol. Zie ook protestant.
122.   hoog-
categorie:
leenvertaling
Zie: hoog
123.   horde 1 zn. 'hindernis bij een wedren'
categorie:
leenvertaling
Nnl. zij sprongen prachtig over de horden heen [1896; Wolters NE], hordenloop 'wedloop met horden' [1924; WNT Aanv.].
Leenvertaling van Engels hurdle 'hindernis bij een wedren' [1833; OED], ook in de samenstelling hurdle race [1836; OED]; dit is een specifieke betekenis van 'verplaatsbaar hek', ontwikkeld uit Oudengels hyrdel 'vlechtwerk', dat verwant is met mnl. en vnnl. horde 'gevlochten mat'. Dat laatste woord is in het Nederlands weinig frequent maar bestaat nog wel in de voortzetting nnl. hor, zie aldaar voor de verdere etymologie.
124.   inbegrepen bn. 'inclusief'
categorie:
leenvertaling
Mnl. inbegrepen 'met als inhoud, erbij' in vurwaerden die dese brieff ... inbegrepen heefft 'voorwaarden die door deze brief worden behelsd' [1415; WNT inbegrijpen]; vnnl. saylanden inbegrepen de heggen, hoecen ende ... 'zaailanden, inclusief heggen, hoekpunten etc.' [1686; WNT zoeken].
Leenvertaling van Duits einbegriffen 'inbegrepen', verl.deelw. van einbegreifen 'insluiten, omvatten', gevormd uit ein 'in' (verwant met in) en begreifen in de betekenis 'omvatten', verwant met begrijpen.
Bovengenoemde twee oude vindplaatsen staan in het WNT-corpus geïsoleerd; frequent wordt inbegrepen pas in de 20e eeuw, wat wijst op hernieuwde ontlening. Eerder vindt men wel al regelmatig het zn. inbegrip in de constructie met inbegrip van 'inclusief' [1843; WNT worgen], leenvertaling van Duits mit Einbegriff von.
125.   inboeten ww. 'verliezen'
categorie:
leenvertaling
Nnl. heeft ... een drie ton ingeboet 'is drie ton kwijtgeraakt (aan een oplichter)' [1798; WNT uittrouwen], levenskracht bij de arbeid ingeboet [1877; Groene Amsterdammer], vanaf de tweede helft van de 20e eeuw vaak inboeten aan 'verliezen' ... heeft belangrijk aan uitbundigheid ingeboet 'heeft veel uitbundigheid verloren' [1964; WNT Aanv. kunst].
Leenvertaling van Duits einbüßen 'id.' [1639; Grimm], gevormd uit ein- 'in', zie in, en büßen 'boeten', verwant met boeten, zie boete.
Er bestond ook een werkwoord inboeten 'een lege plek opvullen', als verouderde vakterm in de bosbouw ook 'nieuwe aanplant plaatsen op een gerooid stuk grond' [1792; WNT]. Dit is een inheemse vorming uit in en boeten in de betekenis 'herstellen', zie boete.
126.   inboezemen ww. 'inprenten, vervullen met'
categorie:
geleed woord, leenvertaling
Vnnl. inneboesemen 'vervullen, doordringen met' [1629; WNT]; nnl. inboezemen in beginzels van deugd ... ingeboezemd 'principes van deugd ingeprent' [1785; WNT].
Gevormd uit in en boezem in de overdrachtelijke betekenis 'gemoed, hart'. Mogelijk een neologisme als leenvertaling van, of naar het voorbeeld van, Latijn insinuāre 'tot in het binnenste laten doordringen, inprenten', zie insinueren, waarvan het grondwoord sinūs 'kromming, welving' ook 'schoot, boezem' betekent.
127.   indruk zn. 'werking op het gemoed of de geest'
categorie:
leenvertaling
Mnl. indruc 'werking op de geest' [midden 14e eeuw, kopie 1500-20; MNW-P], ook indruckinge 'id.' [1485; MNW]; vnnl. een inpressie ofte indruck in de slaperighe herten 'het treffen of beroeren van de onoplettende harten' [1667; WNT].
Een term uit de mystieke literatuur, door Jan van Ruusbroec (1293-1381) overgenomen van Middelhoogduits īndruc 'innerlijk gevoel, blijvende invloed', als leenvertaling van Latijn impressiō, zie impressie. Het woord verschijnt pas aan het eind van de 17e eeuw in de woordenboeken en wordt pas in de 18e eeuw algemeen.
Van Ruusbroec gebruikte ook het werkwoord indrucken 'indruk maken, inprenten', bijv. in Als si hem dan indructen in haer wesen, maar dat verouderde. Het huidige werkwoord indrukken heeft alleen een letterlijke betekenis. In oude woordenlijsten komt eerder ook al indrucken voor [1240; Bern.] en [ca. 1440; Harl.], als vertaling van Latijn imprimere 'indrukken, drukken in, op'; het is niet duidelijk of de overdrachtelijke betekenis 'indruk maken op het gemoed' toen al bekend was.
128.   inkeer zn. 'zelfbezinning'
categorie:
geleed woord, verkorting, leenvertaling
Mnl. inkeer 'het zich verdiepen in zijn gevoelsleven, innerlijk besef', bijv. in inkeer in gevoelne, ende die utekeer in dogedeleken werken 'het inkeren tot zichzelf en het naar buiten treden met goede werken' en inkeer in enecheiden, ende uutkeer met goedertiernheiden 'zelfbezinning in eenzaamheid en leven in nederigheid' [beide 1380-1400; MNW-P]; vnnl. vaak, later meestal, in verbindingen als tot inkeer komen 'beseffen dat men verkeerd denkt of handelt en zich voornemen zijn leven te beteren', tot inkeer brengen 'iemand tot zo'n besef en voornemen brengen', zoals in om haer tot in-keer te verwecken [1667; WNT].
Afleiding van het na het Vroegnieuwnederlands verouderde werkwoord inkeren 'terugkeren, ergens binnentreden', uit in en keren, dat zowel een letterlijke betekenis had, zoals in soe keert in, ghi porters vri, ende sluut toe u porte met verden 'ga naar binnen (de stad in), jullie vrije burgers, en sluit snel de poort' [1340-60; MNW-R], als de figuurlijke betekenis 'zich tot het eigen innerlijk wenden', zoals in daer wi ons ..., in-keren ende met Gode verenegen [1380-1400; MNW-P].
In de figuurlijke betekenis zijn inkeer en inkeren woorden uit de Middelnederlandse mystieke literatuur, beide voor het eerst geattesteerd in werken van Jan van Ruusbroec (1293-1381). Wrsch. vormde hij deze woorden in navolging van Middelhoogduits īnkēren.
129.   inkomen zn. 'geld dat men ontvangt uit arbeid etc.'
categorie:
geleed woord, verkorting, leenvertaling
Vnnl. incomen 'opbrengst van het land' in van grane, most, olie, honich, ende alderhande incomens vanden velde [1528; Vorsterman, 2 Kronieken 31:5] (zie ook sublemma), algemener 'opbrengst, verdienste, winst' in vande incommen ende proufyte 'inzake verdiensten en winsten' [1545; Stall.] de helft van het incommen van leenen, erfve ('grond'), renten ..., huysen [1619; WNT], inkomen 'verdiensten uit werkzaamheden of vermogen' in tienden uwes inkomens 'tienden (belasting) van uw inkomen' [1637; WNT].
Misschien zelfstandig gebruik van het werkwoord inkomen, uit in en komen, dat echter zelf in de betekenis 'ontvangen worden (van geld, landopbrengst e.d.)' [1636; WNT] weinig frequent is. Daarom misschien ontstaan onder invloed van Hoogduits Einkommen in dezelfde betekenis.
inkomsten zn. mv. 'geld dat men ontvangt'. Vnnl. de inkomst van eenen prince 'het inkomen van een prins' (Frans revenue) [1573; Thes.], in-komste 'opbrengst, inkomsten' [1599; Kil.], de inkomste des velts 'de opbrengst van het bouwland' [1637; Statenbijbel, 2 Kronieken 31:5]; meestal als meervoud inkomsten [1676; WNT]. Gevormd bij het werkwoord inkomen naar analogie van komst bij komen. Misschien ontstaan onder invloed van het oudere Middelnederduitse woord inkomst in dezelfde betekenis.
130.   inkwartieren ww. 'tijdelijk huisvesten'
categorie:
leenvertaling, geleed woord
Vnnl. eerst het zn. inquartierynge ... van de soldaten [1637; WNT], dan eenigh Krijgsvolk, tgeen op de Dorpen geinquartiert wiert [1674; WNT]; nnl. de officieren wierden ingekwartiert bij de Leden van de regeering [1795; WNT].
Leenvertaling van Duits einquartieren [begin 17e eeuw; Pfeifer], gevormd uit ein- 'in-' en het werkwoord quartieren 'onderdak bezorgen' [16e eeuw; Pfeifer], dat is afgeleid van Quartier in de betekenis 'slaapplaats, onderdak', ontleend aan Frans quartier 'gebouwen waar een soldateneenheid is gehuisvest' [ca. 1462; Rey], uit algemener 'buurt, wijk' en 'kwart', zie verder kwartier, dat aan hetzelfde Franse woord is ontleend, maar in de militaire betekenis verouderd is behalve in enkele samenstellingen, zoals hoofdkwartier en kwartiermeester.

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven