1.   bevredigen ww. 'voldoen aan een behoefte'
categorie:
geleed woord
Mnl. bevreden 'omheinen, afsluiten' [1323; MNW], 'tevredenstellen, gerust stellen' [1390-1410; MNW-R], bevredigen 'een vrede afkondigen' [1412; MNHWS]; nnl. 'geheel voldoen aan een behoefte' [1784-85; WNT].
Bevreden is met be- afgeleid van het synonieme Middelnederlandse werkwoord vreden, een afleiding van het zn. vrede, oorspr. 'rechtstoestand van orde binnen familie of stamverband', zie verder aldaar. Later ontstond onder invloed van het bn. vredig de verlengde vorm bevredigen, zoals dat ook gebeurde bij bijv. beëindigen naast ouder beëinden.
Os. friđon (mnd. bevredigen, bevreden, vreden 'vrede brengen, beschermen, omheinen, bevredigen'); ohd. fridōn 'beschermen, ontzien' (mhd. bevridigen 'beschermen', bevriden, vriden 'vrede brengen, beschermen, omheinen'; nhd. befriedigen 'tevredenstellen, aan een behoefte voldoen', befrieden 'vrede brengen'); ofri. frethia 'vrede sluiten' (nfri. fredigje 'omheinen, afrasteren'), bifrethia 'in zijn eigendomsrecht handhaven' (nfri. befredigje 'bevredigen', befreedzje 'afgrenzen'); oe. friðian 'vrede sluiten, beschermen, liefhebben, omheinen'; on. friða 'verzoenen'; got. ga-friþōn 'vrede sluiten, verzoenen'.
Het zn. vrede betekende vroeger 'rechtstoestand van orde binnen familie of stamverband'. De betekenis van bevreden, bevredigen kwam voort uit het gebruik de vrede in deze oude betekenis aan te zeggen binnen een bepaald gebied. Het betekende dus eerst 'vrede aanzeggen', daarna 'tot vrede brengen, beschermen' (waarbij kan worden gedacht aan het omheinen van een gebied), vervolgens 'tot rust brengen' en ten slotte 'geheel voldoen aan een behoefte'.
Literatuur: M. Philippa (1990) 'Vrijen', in: OT 59, 189
Fries: befredigje


  naar boven