1.   onderhevig bn. 'onderworpen aan de invloed van'
categorie:
geleed woord
Mnl. onderhavich 'lijdend aan' in als het des ... onderhauech es 'wanneer het (kind) daaraan lijdt' [1265-70; VMNW]; vnnl. onderhevich 'id.' in die onderhevich sijn der pinen inden jonctueren 'die lijden aan pijn in de gewrichten' [1514; MNW]; nnl. daar Mans en Vrouwen aan onderhevig zyn 'waar zowel mannen als vrouwen invloed van ondervinden' [1743; WNT wasem].
Afgeleid van de stam van het Middelnederlandse werkwoord haven, oostelijke variant van hebben, met het bijwoord onder en het achtervoegsel -ig. Daarnaast ontstond in het Vroegnieuwnederlands een variant met -e-; misschien gebeurde dit onder invloed van de stamklinker in hevig.
Fries: -


  naar boven