1.   tegen vz. 'in de andere richting, ten opzichte van, in strijd met, afkerig van'
categorie:
geleed woord, geleed woord, geleed woord
Mnl. te jeghen, tejeghen, tjeghen, tieghen, teghen, tegens, enz. 'in strijd met, ten opzichte van, tegenover, ten aanzien van' in [s]ecgen minen wille 'tegen mijn wil', te gegen uome quam sijn wijf 'zijn vrouw kwam hem tegemoet' [beide 1220-40; VMNW], de grotste mesdaden die men cheghen dordine mesdon sal 'de grootste misdaden die men tegen de regels zal begaan' [1236; VMNW], uersoenen chegen den graue 'verzoenen met (ten aanzien van) de graaf' [1237; VMNW], Also is felheit tegens edeligheit 'zo is boosaardigheid in strijd met edelheid' [1270-90; VMNW], te helpen teghens alle heeren buten sinen lande 'bijstand te verlenen tegen alle machthebbers buiten zijn rijk', mesdaet ... teghen den graue 'wandaad ten aanzien van graaf' [beide 1299; VMNW].
Gevormd uit te 1 en mnl. jeghen 'tegen, tegenover', zie jegens 'ten aanzien van, tegenover'. Te gaf aan in welke richting de handeling plaatsvond.
De woorden tejeghen, jeghen en hun afleidingen tejeghens en teghens (voor de -s zie jegens) waren in het Middelnederlands synoniem. De vormen met te-, dat onbeklemtoond was, werden verkort tot tjeghen(s) en teghen(s), met zeer vele spellingvarianten. De vormen met gepalataliseerde anlaut tje- (met spellingvarianten tie-, che-, tse-, se-, enz.) zijn vooral zuidelijk.
Het betekenisverschil tussen tegen, tegens en jegens is pas later ontstaan; volgens Van der Sijs (2004: 519) is het kunstmatig ingevoerd door 17e-eeuwse en latere grammatici. Zo bepaalde Ampzing (1628) dat tegen gebruikt werd bij een ontmoeting (hij komt mij tegen), tegens bij vijandschap (hij is tegens mij) en jegens bij vriendschap (hy is jegens mij wel gesind). Tegens is inmiddels in de standaardtaal verouderd, maar het verschil tussen tegen en jegens wordt nog steeds gemaakt.
tegendraads bn. 'weerspannig, recalcitrant'. Vnnl. Menschen, die alles tegen den draed en wolle nemen '... die alles anders willen doen dan het hoort' [1624; iWNT draad], woorden die men weet recht tegens draeds te keeren 'woorden die men er recht tegenin weet te brengen' [1656; iWNT averechts]; nnl. tegendraads(ch) 'tegen het gebruik of de gewoonte in' in zou het tegendraadsch zijn, de grondwet te willen maken tot een magna charta [1921; Gids], De eerste promotie ... maakte een ietwat tegendraadse indruk [1950; Dagblad voor Amersfoort]. Gevormd met bijvoeglijke -s (zie -s 1) uit tegen en draad 'nerfrichting van hout', als variant van de uitdrukking tegen de draad 'tegen gebruik of gewoonte in' ◆ tegenzin zn. 'onwil'. Vnnl. Godt ..., die een gewisse teghen-sin in al dit Christen-bloetvergieten, rooven ende steelen heeft [1659; iWNT]. Samenstelling van tegen en zin in de betekenis 'wil, verlangen'. Vergelijk de verbinding tegen iemands zin 'in strijd met wat iemand wil'.
Fries: tsjin, jin ◆ - ◆ tsjinsin


  naar boven