1.   obstakel zn. 'hindernis, belemmering'
categorie:
leenwoord
Vnnl. vele obstaeckels 'vele belemmeringen' [1512; WNT Aanv.], obstakel 'belemmerend voorwerp' [1577; WNT Aanv.].
Ontleend aan Frans obstacle 'hindernis, belemmering' [1223; FEW], 'belemmerend voorwerp' [1260; Rey], ontleend aan Latijn obstāculum 'hindernis', afgeleid van obstāre 'in de weg staan, verhinderen', gevormd uit ob 'naartoe, tegenover, voor', zie object, en stāre 'staan', zie staan.
Fries: obstakel


  naar boven