1.   bups zn. 'boel, zooi'
categorie:
etymologie onduidelijk
Nnl. bups [1976; Dale], altijd in de uitdrukking de hele bups 'de hele kluit, boel'.
Een woord van onbekende oorsprong. Misschien is het een variant van bips, hoewel de betekenisontwikkeling dan niet duidelijk is.
Het Fries heeft bups naast boel en brot.
Fries: bups


  naar boven