1.   basalt zn. 'vulkanisch gesteente'
categorie:
leenwoord, volksetymologie in brontaal
Nnl. basalt 'gesteente' [1781; WNT zuil I].
Ontleend aan Frans basalte [1581] < Neolatijn basaltes 'toetssteen', een foutieve spelling van Latijn basanītes (lapis) [79 na Chr., bij Plinius] < Grieks basanítēs (líthos) 'toetssteen (= harde steen die werd gebruikt om edelmetalen te testen; goud liet bijv. een geel spoor na op de steen)', ook 'het gebruik van de steen als test', (overdrachtelijk) 'ondervraging door marteling', bij Grieks básanos 'toetssteen, onderzoek'. Dit woord werd via Lydië (Lydische steen 'toetssteen') overgenomen uit Egyptisch baḵan (Chantraine).
Het Griekse woord basanítēs duidt vanwege -ítēs op een plaats-adjectief. De overgang van Egyptisch -ḵ- naar Grieks -s- is problematisch. Volgens sommigen is die te verklaren als volksetymologie: men legde een verband met de plaatsnaam Basan in Trans-Jordanië, waar veel vulkanisch gesteente voorkomt.
De vormvergissing (-l- voor -n-) werd gemaakt in de 16e eeuw in verschillende afschriften van het Latijnse werk Naturalis Historia van Plinius de Oudere. Toen de fout ontdekt werd, was het woord al in veel Europese talen in gebruik. Desondanks wordt soms toch ook wel de geleerde vorm basaniet [1872; Dale] gebruikt.
basaniet zn. 'zwarte Egyptische steensoort'. Nnl. basanit 'id.' [1824; Weiland], basaniet "harde, zwarte Egyptische steensoort, Lydische steen; de toets- of proefsteen der ouden" [1872; Dale]. Deze moderne steensoortnaam is rechtstreeks gebaseerd op de oorspr. Latijnse steennaam basanītes.
Literatuur: Sanders 1995
Fries: basalt


  naar boven