1.   basaal bn. 'behorend bij de basis, fundamenteel'
categorie:
leenvertaling
Nnl. basaal 'aan de basis, wat het onderste deel betreft' [1933; WNT Aanv.], 'fundamenteel' [1938; WNT Aanv.].
Gezien de betekenis en de late overlevering ontleend aan Engels basal 'fundamenteel' [1865; OED], eerder al 'betreffende de basis, het onderste deel' [1828; OED], een afleiding van basis, en synoniem met het veel bekendere basic. Het is daarom mogelijk dat basaal een vertaling is van dit laatste woord, de meer voor de hand liggende vorm basisch was al bezet: basisch (scheikundig) 'eigenschappen van een base hebbend'. Bij de vorming van basaal kan ook invloed van Duits basal 'op een basis berustend' of van Frans basal 'id.' [1842] meegespeeld hebben.


  naar boven